Onbepaalde bijwoorden: nooit, nergens, ergens, altijd.
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd. vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe.
Vuistregels. Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over het woord waar het bij hoort, vandaar de naam bijwoord. Bijwoorden zeggen bijna altijd iets over een ander werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een plaats of tijd.
De meeste bijwoorden worden gemaakt vanuit bijvoeglijk naamwoorden (beautiful, slow etc.) en kan je herkennen aan de uitgang –ly (beautifully, slowly etc.), op een paar uitzonderingen na (hier komen we verder in dit artikel op terug).
Niet is een bijwoord van ontkenning dat de inhoud van een zin ontkent of bijvoorbeeld een werkwoord, deelwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord dat erop volgt: niet doen, niet gezegd, niet lopend, niet verlegen, niet erg, niet bijzonder slim enzovoort.
Echter is formeler en afstandelijker dan maar. Dat kan een goede reden zijn om de voorkeur te geven aan maar. Een ander verschil is dat maar een voegwoord is en echter een bijwoord. Dat heeft gevolgen voor de woordvolgorde in zinnen met maar en echter.
ontkennend onbepaald lidwoord: tegenovergestelde van één, niet een.
Bijwoord. Ooit was Flevoland de bodem van de zee.
Bijwoord. Hij leest dagelijks de krant.
bijwoord heeft dezelfde vorm als bijvoeglijk naamwoord
Het kan ook voorkomen dat een bijwoord dezelfde vorm heeft als het bijvoeglijk naamwoord. Dit is onder andere het geval bij woorden in de vergelijkende trap, zoals groter, beter, verderen de overtreffende trap, zoals grootst, meest, snelst, enz.
Je hebt gezocht op het woord: helemaal. he·le·maal (bijwoord) 1geheel en al: dat is helemaal verkeerd; ga je helemaal naar Amerika? zo ver weg?; ben je nou helemaal?
Bijwoord. Hij had bijna genoeg geld om die auto te kopen.
Het bijwoord nog wordt onder andere gebruikt om (samen met andere woorden) een aspect van tijd, herhaling, hoeveelheid of versterking uit te drukken. Ik wil wel, maar nu nog niet. Hij wil nog eens. Ik heb nog vijf tanden.
Bijwoord. vanzelfsprekend. ▸ En wat deden de andere Pieten in die drie dagen? Natuurlijk, ze maakten een nieuwe rode mantel voor Sinterklaas.
Vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, hoe, hoeveel zijn ook bijwoorden.
In een aantal zinnen kan zowel hetzelfde (als bijwoord) als dezelfde (als aanwijzend voornaamwoord) gebruikt worden. Dat is het geval als dezelfde in de zin kan verwijzen naar een de-woord of een meervoudsvorm, en als hetzelfde ook mogelijk is in de betekenis 'gelijk, gelijksoortig', 'ongewijzigd' of 'eender'.
Waarom is een bijwoord waarmee naar een reden of doel wordt geïnformeerd. Hoezo is eigenlijk een tussenwerpsel, een uitroep van verbazing.
Bijvoeglijk naamwoord
Hij was altijd goed voor ons.
gisteren = bijwoord (van tijd) op = voorzetsel. de = lidwoord. markt = zelfstandig naamwoord.
Onbepaald: een, geen
de en het ('t) zijn bepaalde lidwoorden, een ('n) en geen noemen we onbepaald.
Woorden als: nul, geen, paar, beide, dozijn, gros worden ook tot de (bepaalde) hoofdtelwoorden gerekend, omdat ze aan het aantal van 0, 2, 12 of 144 worden gekoppeld.
Geen wordt gebruikt om een onbepaald zelfstandig naamwoord te ontkennen. In een aantal gevallen is zowel geen als niet mogelijk, omdat de ontkenning zowel op het zelfstandig naamwoord als op het gezegde of de hele zin kan slaan.