De Nederlandse economie is een mengvorm van een plan- en vrijemarkteconomie. Bedrijven mogen zelf weten wat ze verkopen. Vraag en aanbod bepalen daarbij de prijzen. Als het nodig is, grijpt de overheid in en stelt regels op voor bijvoorbeeld het minimumloon, uitkeringen en arbeidsomstandigheden.
Tegenwoordig komt de planeconomie alleen nog voor in Cuba, Laos, Vietnam en Noord-Korea. Dit zijn dan ook landen die zich als communistisch beschouwen. Vroeger had China ook een planeconomie, maar onder leiding van Deng Xiaoping is dat veranderd.
De economie van Nederland is een open economie die zwaar leunt op buitenlandse handel. Dat heeft van Nederland een zeer welvarend land gemaakt. De economie wordt getypeerd door stabiele verhoudingen, relatief lage inflatie, een gezond financieel beleid en een belangrijke rol als Europese transportader.
De Nederlandse economie is sinds de coronacrisis sterk gegroeid, sterker dan andere economieën in de eurozone. De economie werd in 2020 niet alleen minder hard geraakt door de coronacrisis, maar herstelde in 2021 en 2022 ook beter dankzij de groei van de export.
De kenmerken van een markt met volledige mededinging/volkomen concurrentie zijn: er is veel concurrentie, de markt is volkomen en er is sprake van een vrije markt. Er is veel concurrentie als er veel vragers en veel aanbieders zijn die geen invloed hebben op de prijs.
Algemeen. Nederland heeft een vrije-markteconomie waarin de overheid door middel van wetgeving en regelgeving kan ingrijpen in het economisch proces en er van een geleide economie gesproken wordt.
Een vrije markt draait om transacties waarbij eigendomsrechten meestal worden overgedragen. Dit impliceert dat de consument zelf mag weten hoe hij het aangekochte product gebruikt en de producent verder niets meer met het product te maken heeft.
De Nederlandse economie is sterk gericht op handel met het buitenland: de omvang van invoer en uitvoer met bestemming/herkomst Nederland bedraagt afgelopen decennia tussen de 40 en 60% bbp. Door toenemende doorvoer naar andere EU-landen loopt het totale handelsaandeel de afgelopen decennia op naar 90%.
Luxemburg heeft binnen de Europese Unie het hoogste bbp per hoofd van de bevolking. Dit komt door het relatief grote aantal financiële instellingen in het land, en doordat veel mensen in Luxemburg werken maar er niet wonen. De tweede plek wordt ingenomen door Ierland, gevolgd door Denemarken en Nederland.
Belastingen en sociale premies vormen ongeveer 90 procent van de totale overheidsinkomsten en zijn hiermee verreweg de belangrijkste inkomstenbron. Onder impuls van de economische groei van 4,3 procent waren dit dan ook de grootste aanjagers van de stijgende overheidsinkomsten.
Duitsland is met ruim 21 procent de grootste economie van de EU-28, gevolgd door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Deze drie landen maken ruim de helft van de economie van de EU-28 uit. Italië, Spanje en Nederland zijn gezamenlijk goed voor bijna 24 procent van het Europese bbp.
Exportland Nederland verdient het meest aan de export van machines, aardgas en bloemen en planten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft een top-10 gemaakt van de meest lucratieve goederen voor de export in 2015 en daarin staan machines op één.
Economie en werkgelegenheid
Duitsland is het land met het hoogste BBP, namelijk 3.367 miljard euro in 2020. Malta scoort het laagst met slechts 13,1 miljard euro. Gerekend naar hoofd van de bevolking had Luxemburg in 2019 het hoogste BBP met 101.740 euro per jaar.
Als grootste economie spelen de Verenigde Staten een sleutelrol in de internationale politiek en wereldeconomie. De Verenigde Staten zijn één van de grootste handelsnaties ter wereld en exporteren en importeren meer goederen en diensten dan vrijwel elk ander land.
Succesvolste van de 140 gemeten economieën is die van de Verenigde Staten. Nummer twee is Singapore, daarna komen Duitsland en - de nummer 1 van vorig jaar - Zwitserland. Japan maakt de top vijf vol en dan komt Nederland. Vorig jaar eindigde Nederland nog als vierde, na Zwitserland, Singapore en de VS.
Planeconomie: de overheid bepaald wat en hoeveel er geproduceerd wordt.(Noord Korea).Vrije markteconomie: Nauwelijks overheidsbemoeienis, alles wordt bepaald door vraag en aanbod. Sociale markteconomie: Overheid bepaalt een deel door regels en deels wordt de economie geregeld door vraag en aanbod.
Het gemiddeld financieel vermogen van Nederlanders bedraagt 176.510 euro.Daarmee zijn ze de rijkste burgers van de Europese Unie. Op de tweede plaats staan Belgen maar die hebben fors minder geld: 121.000 euro. Dat is ruim dertig procent minder.
Luxemburg heeft het hoogste bbp per inwoner. De tweede plek wordt ingenomen door Ierland, gevolgd door Denemarken en Zweden.
Nederlandse huishoudens zijn onder meer rijker geworden doordat pensioenfondsen het goed gedaan hebben als gevolg van de gestegen beurzen. Het rijkste land is de Verenigde Staten met een gemiddeld netto-vermogen van 218.000 euro, gevolgd door Zwitserland (212.000 euro) en Denemarken (149.000 euro).
Nederland neemt nog steeds een prominente plek in op het wereldtoneel wat betreft de absolute goederenexport alsook in verhouding tot het bbp. Ook Aziatische economieën spelen een belangrijke rol in de internationale goederenhandel. En deze rol wordt steeds groter.
De zakelijke dienstverlening (inclusief uitzendkrachten) is de grootste bedrijfstak, met 2,4 miljoen banen in 2021. De zorg is goed voor 1,8 miljoen banen en de handel voor 1,7 miljoen banen.
SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN De vrijemarkt stimuleert ons om meer te handelen uit eigen belang ongeacht de consequenties voor anderen. Bij de samenwerking in de evenwichtseconomie staan sociale problemen wel echt op de agenda en ontstaat een veel beter functionerende samenleving.
De vrije markt, ofwel het kapitalisme, is volgens deze visie een systeem waarin alle relaties tussen mensen zoals die tussen werkgever en werknemer en die tussen koper en verkoper vrijwillig zijn. Het kapitalisme zou daarmee het ideaal van menselijke vrijheid bevorderen.
Een vrijemarkteconomie is een economie waarin de inzet van productiemiddelen geheel wordt bepaald door vraag en aanbod.