Zodra de sneeuwvlok begint te smelten en dus ook uit gewoon water bestaat, spreken we van natte of smeltende sneeuw. Hieruit kunnen we concluderen dat als sneeuw door een relatief droge luchtsoort valt, de neerslag tot wel 6 á 7 graden boven nul als (natte) sneeuw kan vallen.
Wanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de waterdruppels van de wolken tot ijskristallen. Op weg naar beneden komen deze in aanraking met stofdeeltjes als zand, rook en as deeltjes die in de lucht zweven. Zo groeien de ijskristallen geleidelijk aan tot sneeuwkristallen.
Over het algemeen valt in Nederland de meeste sneeuw in december, januari en februari. Soms doet de lente al bijna haar intrede als er nog sneeuw valt. In februari 2010 kopten de kranten bijvoorbeeld nog dat Nederland zich moest opmaken voor de hevigste sneeuwval in 30 jaar.
In de poolstreken ligt de sneeuwgrens op zeeniveau. In de Alpen ligt de grens op ongeveer 3200 meter hoogte. Bij de evenaar, op de warmste plekken van de aarde, ligt de sneeuwgrens op meer dan 5000 meter hoogte.
De eerste weermodellen voor de winter van 2022/2023 verwachten in ieder geval een redelijk natte winter. In januari zullen er waarschijnlijk 8 tot 15 dagen zijn waarop er neerslag valt. Dat betekent dus dat je je alvast kunt voorbereiden met een goede regenjas, een regenbroek en waterdichte schoenen.
Natte sneeuw
Bereiken de sneeuwvlokken op enkele honderden meters een temperatuur boven nul graden, dan smelten de vlokken deels en ontstaat 'natte' sneeuw. Natte sneeuw dwarrelt veel minder en verdwijnt meestal gelijk. Alleen bij veel natte sneeuw in korte tijd, kan de sneeuw tijdelijk blijven liggen.
Als je aan sneeuw denkt, denk je aan kou. Vrieskou is precies wat je nodig hebt voor sneeuw. De hele luchtlaag waar de neerslag doorheen valt, moet een temperatuur hebben van rond of onder het vriespunt. Sneeuw krijg je dus alleen in ijskoude lucht.
Zo hoog is het, ook in de zomer, ijskoud. Er vormen zich dan dus hele grote wolken met bovenin sneeuwvlokken, die op hun weg naar beneden smelten en als regen de grond bereiken. Sommige mensen denken dat sneeuw bevroren regen is, maar niks is dus minder waar: regen is bijna altijd gesmolten sneeuw!
Droge sneeuw: wanneer de temperatuur van de lucht tussen de wolk en de grond onder het vriespunt blijft, valt er droge sneeuw. Deze sneeuw blijft liggen en vormt het mooiste sneeuwdek. Natte sneeuw: dit type sneeuw ontstaat wanneer de sneeuwvlokken een luchtlaag passeren waar de temperatuur boven het vriespunt ligt.
Sneeuw is van nature veel lichter dan water. Men gaat er van uit dat 1 mm neerslag overeenkomt met 1 cm sneeuw, maar dat is een gemiddelde. Luchtige sneeuw (die valt bij temperaturen rond het vriespunt) bevat verhoudingsgewijs meer lucht en zorgt dus voor een dikker sneeuwtapijt dan koude, droge sneeuw.
Op 9 maart 1970 kwam een eind aan een bijzondere periode want, van 2 t/m 9 maart 1970 was er op veel plaatsen een reeks van 8 sneeuwdagen op rij. Toen was er dus, na de vrij koude winter van 1969/1970, ook een winters staartje in de eerste helft van de “lentemaand”. Net als in 1947 dus.
Sinds 1959 worden sneeuwhoogten in Nederland nauwkeurig bijgehouden. Tegenwoordig valt ergens in Nederland ongeveer 20 dagen per jaar natte sneeuw of sneeuw. Vroeger telde Nederland duidelijk meer sneeuwdagen.
Januari en februari zijn de meest sneeuwzekere maanden in de Alpen. Vanaf maart begint de sneeuw weer te smelten, voordeel van de hogere temperaturen is dat je tijdens Pasen vaak skiet in prachtig weer.
Bij temperaturen van enkele graden onder het vriespunt klonteren de aangegroeide ijskristallen tot sneeuwvlokken samen. Vallen deze vlokken tot onder het 0 °C-niveau (het 0 °C-niveau is het laagste niveau waarop de luchttemperatuur lager is dan 0 °C), dan smelten ze en bereiken de aarde als regendruppels.
Valt de neerslag in vaste vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. 1 millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van 1 centimeter.
Om sneeuw te laten smelten, moet er veel energie in de vorm van warmte worden toegevoegd. Deze warmte, ook wel smeltwarmte genoemd, wordt onttrokken aan de bodem en aan de lucht net boven de grond. Hierdoor wordt het geleidelijk steeds kouder en op een gegeven moment is het zo koud dat de sneeuw blijft liggen.
Daar vriest het, zodat neerslag die uit zulke hoge wolken komt uit ijsklontjes of sneeuwvlokken bestaat. Onderweg kunnen deze klontjes door hogere temperaturen ontdooien, zodat het effect regen is. Is het echter erg koud, dan smelt de neerslag niet en ervaar je dit als sneeuw of hagel.
Als de temperatuur onder het vriespunt daalt (dus beneden de 0 graden komt), veranderen hele kleine waterdruppels van de wolken in hele fijne ijsnaaldjes(sneeuw). Als deze naar beneden dwarrelen, blijven deze naaldjes kleven aan stofdeeltjes die in de lucht zweven. Hierdoor vormen zich kristallen, sneeuwkristallen.
Hoeveelheid sneeuw Darcy niet bijzonder
Hier komen meerdere ontwikkelingen bij elkaar. Dat het Nederlandse klimaat warmer wordt, weten we allemaal. Omdat we een land zijn in een waterrijke omgeving, komt er door de temperatuurstijging meer vocht in de lucht terecht. Warme lucht kan namelijk meer waterdamp bevatten.
April telt gemiddeld vier officiële vorstdagen. Dat zijn dagen waarop de temperatuur 's nachts in De Bilt tot onder het vriespunt daalt. Op de Veluwe en in Twente komen gemiddeld zes vorstdagen voor en elders in het midden, zuiden en oosten 4 à 5. De kustprovincies kunnen rekenen op 0 tot 3 vorstdagen.
IJsdagen, dagen waarop de temperatuur het gehele etmaal onder nul blijft, komen gemiddeld gezien en afgerond niet voor. Toch kan het soms wel een hele dag blijven vriezen, want het klimaatgemiddelde aantal ijsdagen in maart is 0,2. De laatste keer dat het in maart tot een officiële ijsdag kwam was in 2018.
De winter komt op de zesde plaats van zachte winters sinds 1901. De vijf zachtste winters vonden allemaal vanaf 1990 plaats. December was met 5,4 °C tegen 4,2 °C normaal zacht. Januari verliep met 5,3 °C tegen 3,6 °C zeer zacht.