Er zijn maar weinig onregelmatige werkwoorden in het Nederlands: hebben, kunnen, moeten, mogen, willen, zullen en zijn. Deze werkwoorden zijn ook in de tegenwoordige tijd onregelmatig.
Een onregelmatig werkwoord heeft in de vervoegingen of in een andere tijd een klinkerwisseling.Bij regelmatige werkwoorden gebruik je de normale uitgangen.
Naast de sterke en zwakke werkwoorden zijn er nog de onregelmatige werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen.
Regelmatige vormen zijn vormen waarbij de lengtes van de zijden gelijk zijn, evenals de binnenhoeken . Onregelmatige vormen zijn niet zo eenvoudig; hun zijden en hoeken zijn niet even groot. Enkele voorbeelden van onregelmatige vormen zijn onregelmatige vijfhoeken, rechthoekige driehoeken en onregelmatige zeshoeken.
Dubbel-d of dubbel-t? Je schrijft de verleden tijd dus door de(n) of te(n) achter de ik-vorm van het werkwoord te zetten. Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm op een d of t eindigt, krijg je dus dubbel-d of dubbel-t: ik antwoord – ik antwoordde – wij antwoordden; ik sport – ik sportte – wij sportten.
Gebruik wiskundige taal om het verschil tussen regelmatige en onregelmatige vormen uit te leggen. Regelmatige vormen hebben zijden en hoeken die allemaal gelijk zijn.Onregelmatige vormen hebben zijden en hoeken van verschillende afmetingen .
Alles over de Franse taal – Onregelmatige werkwoorden. Naast de regelmatige werkwoorden kent de Franse taal ook veel onregelmatige werkwoorden. De belangrijkste onregelmatige werkwoorden zijn: être (zijn), avoir (hebben), aller (gaan) en faire (maken).
De vormen van de présent bij regelmatige werkwoorden
Veel Franse werkwoorden zijn regelmatig. Wat houdt dat in? Ze eindigen allemaal op dezelfde twee letters, bijvoorbeeld -er (parler, manger, regarder), je vervoegt de werkwoorden van die groep dan ook op dezelfde manier.
Kunnen is een hulpwerkwoord, dus je gebruikt het meestal met een ander werkwoord. Wij kunnen zwemmen en we kunnen zingen, dus hij kan zwemmend zingen. Soms wordt het werkwoord weggelaten, zoals in de zinnen 'dat kan toch iedereen? (doen)' en 'wie dat niet kan, kan de pot op (gaan)'.
Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken. De zwakke vorm zegde en de onregelmatige vorm zeide van zeggen behoren tot deze categorie.
Hoe werkt het kofschip? Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t.
Kunnen is een onregelmatig gevormd werkwoord. Er zijn meer van dat soort werkwoorden: denk aan willen (je wil/wilt) en zullen (je zal/zult).
Avoir is een werkwoord dat hebben betekent. Het is een onregelmatig werkwoord, wat betekent dat je het uit je hoofd moet leren.
Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen.
Het werkwoord prendre betekent 'nemen'. Prendre is een onregelmatig werkwoord, net als avoir (hebben) en être (zijn).
Het werkwoord faire (doen of maken) is een onregelmatig werkwoord dat zowel letterlijk wordt gebruikt, in de betekenis van doen of maken, als in veel andere uitdrukkingen.
Een regelmatige veelhoek heeft gelijke hoeken en zijden, wat betekent dat alle zijden even lang zijn.Aan de andere kant heeft een onregelmatige veelhoek zijden van verschillende groottes en verschillende hoeken . Daarom is het bij het kiezen tussen regelmatige en onregelmatige veelhoeken cruciaal om rekening te houden met de zijden en hoeken van de vormen.
In het Frans zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Voor de regelmatige werkwoorden zijn er standaard uitgangen, voor de onregelmatige werkwoorden moet je de uitgangen per werkwoord uit je hoofd leren.
Naast de sterke en zwakke werkwoorden zijn er nog de onregelmatige werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen. Deze werkwoorden hebben (deels) afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd (zoals kan, is en heeft) en ook de verleden tijd is veelal onvoorspelbaar (zoals wou, was en mocht).
Wat is het juiste voltooid deelwoord? Zwemmen is een onregelmatig werkwoord; swam is de voltooid verleden tijd van swim, terwijl swum het voltooid deelwoord is . Swum wordt gebruikt na have, zoals in "I have swum in that pool before."
“Over het algemeen besteden mensen tussen 45 minuten en 1 uur aan een zwemsessie, goed voor een zwemafstand van ongeveer 1 kilometer.”
Een voltooid deelwoord is een woord waarmee je aangeeft dat iets al gebeurd is. Gebruik dit woord alleen als er daarna niets meer gebeurt. Voorbeelden van voltooid deelwoorden zijn: 'gefietst', 'gewerkt', 'verkozen' en 'ontwikkeld'.