Hij is in het Nederlands het persoonlijk voornaamwoord voor de mannelijke vorm van de derde persoon enkelvoud in de onderwerpsvorm. De tegenhanger in de voorwerpsvorm is hem.
Het woordgeslacht is bepalend voor het gebruik van de persoonlijke en de bezittelijke voornaamwoorden. Naar mannelijke de-woorden wordt verwezen met hij, hem en zijn: Hij is zwaar; Ik heb hem op de kast gelegd; Zijn vorm is wat afwijkend.
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Als een de-woord mannelijk is, staat er in woordenboeken en spellinglijsten een m achter. Bijvoorbeeld: boom, de (m.). Bij vrouwelijke woorden staat er een v achter, bijvoorbeeld: begroting, de (v.). Als er alleen de achter een woord staat, is het mannelijk én vrouwelijk.
Men wordt gecombineerd combined met een werkwoord in hij/zij/het-vorm, omdat het een singular pronomen is. Voorbeeld: Men kan op de website meer informatie vinden.
Zij, met als onbeklemtoonde nevenvorm ze, is in het Standaardnederlands het persoonlijk voornaamwoord van zowel de derde persoon enkelvoud vrouwelijk als de derde persoon meervoud voor mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Het voornaamwoord men geeft aan dat een handeling of werking wordt verricht of ondergaan door niet nader genoemde personen. Men wordt vooral gebruikt in formele, meestal geschreven taal. Men heeft als nadeel dat het vaag en onpersoonlijk is.
Een aantal vrouwelijke woorden is aan de vorm te herkennen: woorden op -de, -te, -heid, -ij, -ing, -ie, -theek, -teit en -nis zijn doorgaans vrouwelijk. Ook de-woorden op -tuur en -schap worden over het algemeen als vrouwelijk beschouwd.
Masculiniteit en vrouwelijkheid verwijzen naar het geslacht van een individu in termen van respectievelijk mannelijkheid en vrouwelijkheid . Geslachtsrollen zijn die sociaal toegeschreven normatieve gedragingen met betrekking tot een bepaald geslacht. Biologisch geslacht verwijst naar de voortplantingsorganen van een individu als zijnde mannelijk of vrouwelijk.
Het Nederlands kent van oudsher specifieke verwijswoorden voor mannelijke en vrouwelijke personen: hij, hem, zijn en zij, ze, haar. Dit wordt wel een binair (tweeledig) systeem genoemd: iemand wordt hiermee ofwel als mannelijk, ofwel als vrouwelijk benoemd.
Het rijtje ik, jij, hij, zij
Dat zijn de persoonlijke voornaamwoorden die het onderwerp van de zin zijn. Daarom worden ze ook wel de onderwerpsvorm genoemd. De bekendste van dit rijtje zijn 'ik', 'jij', 'hij' en 'zij'. Voordat we ze allemaal op een rijtje zetten, geven we je wat voorbeelden.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
In het Nederlands hebben alle woorden een geslacht. Het-woorden zoals het huis, het licht en het kantoor zijn allemaal onzijdig. De-woorden zijn verdeeld in mannelijke en vrouwelijke woorden. Zo is het woord regering bijvoorbeeld vrouwelijk en het woord kano mannelijk.
In het Engels worden he, she en they subject pronouns genoemd. Ze worden alleen gebruikt als ze verwijzen naar mensen en, in sommige gevallen, dieren zoals huisdieren (hoewel dit gebruik technisch gezien niet correct is). Deze voornaamwoorden functioneren op verschillende manieren. He, she en they kunnen worden gebruikt als het voornaamwoord het onderwerp van de zin is.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Wat is het mannelijke geslacht? Het mannelijke geslacht verwijst naar elk zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dat wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen en dieren die als mannelijk worden geclassificeerd .
Het vrouwelijke geslacht verwijst naar woorden die vrouwelijke wezens aanduiden, of het nu mensen, dieren of vogels zijn . De Oxford Learner's Dictionary beschrijft het vrouwelijke geslacht als woorden die doorgaans verwijzen naar vrouwelijke individuen of dieren.
Naast man en vrouw waren er volgens haar nog drie intersekse geslachten, waarbij uitwendige organen en geslachtskenmerken – zoals borsten, beharing en stemhoogte – niet overeenkomen met de seksechromosomen. Zo kan iemand met XX-chromosomen, eierstokken en een baarmoeder óók geboren zijn met een piemel.
Bijvoorbeeld, “vrouw”, “meisje”, “zus”, “actrice”, “leeuwin” of “koningin” zijn voorbeelden van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden die worden gebruikt om vrouwelijke entiteiten te beschrijven of te identificeren.
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
Er zijn twee verschillende lidwoorden de en het (paradigma, waarvan de voorkomt bij woorden die traditioneel 'mannelijk' en 'vrouwelijk' genoemd worden (de man/vrouw), en het bij woorden van het onzijdige geslacht (het kind).
Het voornaamwoord men wordt alleen gebruikt als onderwerp van een zin (gecombineerd met een enkelvoudige persoonsvorm) en behoort voornamelijk tot formele taal. Het stelt de door het gezegde uitgedrukte werking centraal en duidt alleen vaag aan dat die werking verricht of ondergaan wordt door personen.
De mens gebruikt symbolische communicatie als taal en kunst om zichzelf uit te drukken en ideeën uit te wisselen. De sociale interacties tussen mensen gaven aanleiding tot het ontstaan van uiteenlopende waarden, sociale normen en rituelen, die samen de grondslag vormden van samenlevingen.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.