Voor de zelf-vorm van het wederkerend voornaamwoord van de eerste persoon enkelvoud kunnen we zowel de gereduceerde vorm mezelf als de volle vorm mijzelf gebruiken. Mezelf is de gewone vorm. Mijzelf legt extra klemtoon.
Alle vormen zijn correct, maar er is een verschil in gebruik. Zelf wordt aan het persoonlijk voornaamwoord ik vast geschreven als het een versterkende functie heeft.
Het woord mijzelf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Me is de gewone vorm; mij legt extra klemtoon. Uitzonderingen zijn tot zichzelf komen, op zichzelf wonen, buiten zichzelf zijn/raken en zichzelf zijn. Die combinaties krijgen mezelf of mijzelf bij zich. Mezelf is de gewone vorm; mijzelf legt extra klemtoon.
Zelf wordt meestal aan het persoonlijk voornaamwoord vast geschreven: ikzelf, mezelf, mijzelf, jijzelf, jezelf, jouzelf, uzelf, hijzelf, hemzelf, zijzelf, haarzelf, zichzelf, wijzelf, onszelf, julliezelf, henzelf, hunzelf en gijzelf.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Zelf kan verschillende functies hebben. Het kan bij een persoonlijk voornaamwoord horen, deel uitmaken van een wederkerend voornaamwoord of een apart woord met een specifieke betekenis zijn.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout. Dat moet zijn: mijn broer, mijn fiets, mijn taalfout. Tip: vervang me door mij.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben me (mij) uitgenodigd.
Zowel Het is sterker dan mezelf als Het is sterker dan ikzelf is correct. Volgens de klassieke grammaticaregel is alleen Het is sterker dan ik(zelf) correct, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist: Het is sterker dan ikzelf (sterk ben), niet Het is sterker dan mijzelf* (sterk ben).
Hoe begin je? Begin met je naam, leeftijd en geef een paar karaktereigenschappen. Vertel in een paar zinnen wat jou bezighoudt en vooral waar je passie ligt. Wanneer je vanuit je passie vertelt, zullen je ogen gaan twinkelen en komt er vanzelf een informeel gesprek op gang.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
'Me' is een doorzichtiger woord. Als het geen nadrukkelijke functie in de zin heeft, zou ik om die reden altijd 'me' verkiezen boven 'mij'. Tekstuele zaken die de aandacht trekken (wat 'mij' vaak een beetje doet) leiden namelijk af van de inhoud van je tekst.
Voor het onderwerp van een zin kunnen we zowel we als wij gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm we te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm wij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
Mijn wordt afgekort tot m'n en dat wordt weer veranderd in me. Voorbeelden: Ik ga dat even aan me moeder vragen. (In plaats van: Ik ga dat even aan mijn moeder vragen).
Het kan wel een persoonlijk of wederkerend voornaamwoord zijn: 'de leraar vroeg ME of ik ME verveeld had tijdens het maken van MIJN proefwerk'. Dat mooie woordje 'mijn' is het enige bezittelijk voornaamwoord dat aangeeft dat iets echt van mij is. En als 'mijn' jou te lang is mag je ook 'm'n' schrijven.
* "Me" kan ook wederkerend voornaamwoord zijn: "Ik was me" (van: 'zich wassen') "Mijn" is een bezittelijk voornaamwoord. Na 'mijn' volgt een zelfstandig naamwoord. Enkele voorbeelden: "Dit is mijn boek".
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand, zoals ik, jij, hij, jullie etc. Maar het kan ook naar iets verwijzen, zoals het.
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc. De vorm hangt af van: de 'persoon': Als we over onszelf praten, gebruiken we de eerste persoon.
Voornaamwoorden: hij, zij, hen: volg de voorkeur van de trans persoon zelf. Naar trans mannen verwijs je met 'hij', en trans vrouwen met 'zij'. In 2016 heeft de transgemeenschap genderneutrale voornaamwoorden gekozen voor trans personen die zich man noch vrouw voelen.
Als meeste naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we meesten. Meeste is zelfstandig gebruikt als er niet meteen een zelfstandig naamwoord op volgt en meeste ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
allebei = allebei telwoordUitspraak: [ɑləˈbɛi] (van twee personen of dingen) de een en de ander Voorbeelden: `Jullie gaan nu allebei naar bed. `, `allebei de partijen willen er beter van worden.