Een voorbeeld hiervan is: 'Is dat jouw tas? ' of 'Ik heb jouw fiets geleend'. Als laatste kan het woord 'jou' samengevoegd worden met 'van'. 'Van jou' is een bezittelijke term, het word dus net als 'jouw' gebruikt om bezit aan te duiden, zoals: 'Is die tas van jou?
Als ik jou was, zou ik jouw moeder om raad vragen. De eerste “jou” is een persoonlijk naamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe. De tweede “jouw” is een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.
Nogmaals: jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Als jullie op het feest komen, staat de jarige al drankjes uit te delen aan de bar.
In van jou komt er geen w achter jou. De bezitsrelatie wordt hier uitgedrukt door het voorzetsel van. Alleen als jouw in z'n eentje bezit aanduidt, is de w juist. Dus: 'Het boek is echt van jou' is goed naast 'Dat is echt jouw boek' en bijvoorbeeld 'Het boek is echt van jouw zus' ('van de zus van jou').
Jouw dag is correct. In dit geval wordt “jouw” gevolgd door een zelfstandig naamwoord en er is sprake van een bezitsrelatie.
Om na te gaan of u jou of jouw moet schrijven, kunt u het voornaamwoord ook vervangen door een aanwijzend voornaamwoord en de bepaling van jou. Is dat mogelijk, dan duidt dat op een bezitsrelatie, en moet u jouw gebruiken. Bijvoorbeeld: Ik heb die zus van jou gezien.
Jouw – mét een W – schrijven we alleen zo als het woord zelf meteen ook het bezit aangeeft. Andere bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie en hun. Ook bij het woord jou – zonder de W – kan er sprake zijn van bezit: De hond van jou is daar een goed voorbeeld van.
Helaas een taalfout in opkomst: jou huis, jou e-mail, jou baan. Ja, het klopt dat bezittelijke voornaamwoorden zo kunnen klinken als je ze snel (of slordig) uitspreekt. Maar nee, het woord 'jou' gebruik je nooit wanneer het om een bezit gaat.Dan hoort er een w achter jou: jouw.
Voor het bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon kunnen we zowel je als jouw gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jouw maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
De correcte vorm is bij jou thuis.
Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij jou nader bepaalt: 'niet bij jou op het werk of bij jou op school, maar bij jou thuis'. Op dezelfde manier zeggen we ook bij mij thuis, bij hem thuis of bij Lisa thuis.
Het woord jou gebruik je dus om te verwijzen naar een persoon. Bijvoorbeeld: 'Ik heb jou gisteren opgehaald' of 'Mijn moeder zag jou door de stad lopen'. Het woord 'jouw' wordt dus gebruikt om bezit aan te duiden. Een voorbeeld hiervan is: 'Is dat jouw tas?
Zowel 'Bedankt voor jouw reactie' als 'Bedankt voor je. reactie' is correct, maar 'Bedankt voor je reactie' is het.
'Is dit jouw jas of iemand anders jas? ' Is dit goed gespeld? ! Nee, er ontbreekt een apostrof: iemand anders' jas is juist.
De correcte spelling is jouw naam. De spelling jou naam* is niet correct. In de combinatie jouw naam kunt u jouw vervangen door een ander bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld mijn, zijn of uw.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Jouw kan worden vervangen door een ander bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld door mijn of zijn. Wat is jouw naam?, zoals Wat is mijn naam? Dat is jouw boek, jouw zaak, jouw zus, zoals Dat is zijn boek, zijn zaak, zijn zus.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Je schrijft een 'w' als je 'u' combineert met een substantief.Het substantief staat direct achter 'uw'. Je schrijft dus een 'w' als je 'u' possessief gebruikt. Uw koffie staat klaar.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm. Als het om een lijdend voorwerp gaat, is hen correct. Als het om een meewerkend voorwerp gaat, is hun (of aan hen) correct.
Keuze en keus zijn vormvarianten.U kunt kiezen welke vorm u gebruikt. In samenstellingen gaan we uit van de vorm keuze. Omdat keuze een meervoud op -en en op -es heeft, komt er geen tussen-n in samenstellingen met als eerste deel keuze: keuzestress, keuzemogelijkheden, keuzewijzer, keuzevrijheid.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Volgens de klassieke schoolregel voor hen en hun gebruiken we hun voor het meewerkend voorwerp zonder voorzetsel en gebruiken we hen voor het lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'. De ene vorm is niet beter dan dan de andere, al vinden sommige mensen 'u heeft' iets formeler klinken dan 'u hebt'.