Het is een kwestie waar soms veel discussie over is: moet het werkwoord in deze zinnen in het enkelvoud of in het meervoud staan? Het korte antwoord is dat zowel enkelvoud als meervoud goed is. Veel mensen hebben echter ooit geleerd dat aantal enkelvoud is, en dat dus alleen het enkelvoud juist is.
U heeft is dus vergelijkbaar met hij/zij heeft. Tegenwoordig wordt u niet meer als derde persoon beschouwd maar als tweede persoon enkelvoud, net als jij/je. U wordt dan gecombineerd met de persoonsvorm van de tweede persoon: u hebt. U hebt is dus vergelijkbaar met jij hebt.
Beide mogelijkheden zijn juist. Wel is er een klein verschil in betekenis. Een aantal X kan samengaan met een werkwoord in het enkelvoud (heeft, is, enz.) of in het meervoud (hebben, zijn, enz.).
Een voltooid deelwoord, zoals gedaan, kan zowel voor als na het werkwoord hebben staan. Het is een hardnekkig misverstand dat het voltooid deelwoord alleen achteraan mag staan. Als we praten, hebben we zelfs meer de neiging om het voltooid deelwoord vooraan te zetten.
Derde persoon enkelvoud
Bij u is de schrijfwijze van het werkwoord dus hetzelfde als bij hij of zij. Hij heeft. Zij heeft. U heeft.
Wat is juist: u hebt of u heeft? Het is allebei goed. U heeft komt iets vaker voor, maar in ons tijdschrift Onze Taal, en op deze website, gebruiken wij de vorm u hebt.
Als het onzekere element door een ander woord in de zin wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld door het hulpwerkwoord zou(den), is zowel als als dat mogelijk. Beide zinnen betekenen dan hetzelfde. Zou je het goed vinden dat / als ik je een nieuwe versie bezorg? Ik zou het fijn vinden dat / als je kunt komen.
'Dat hebben we gehad' is de voltooide tijd daarvan. In de gegeven context betekent het: 'Dat heeft in het tijdschrift gestaan'. Daar kan een modaal hulpwerkwoord bij, dat wenselijkheid uitdrukt: 'Dat moeten we hebben gehad' betekent 'Het is wenselijk dat het in het tijdschrift heeft gestaan'.
Een voltooid deelwoord, zoals gezien, kan zowel voor als na het werkwoord hebben staan. Het is een hardnekkig misverstand dat het voltooid deelwoord alleen achteraan mag staan. Als we praten, hebben we zelfs meer de neiging om het voltooid deelwoord vooraan te zetten.
De zinnen Ik heb iets vergeten en Ik ben iets vergeten zijn beide correct. Het hangt van de betekenis af welk werkwoord u gebruikt. Hebben wordt doorgaans gebruikt bij een activiteit of gebeurtenis, en zijn bij een situatie of een verandering. Sommige werkwoorden kunnen voorkomen met zowel hebben als zijn.
Antwoord. Beide vervoegingen zijn mogelijk, maar ze zijn niet in alle gevallen door elkaar te gebruiken. Als vergeten betekent 'niet bij zich hebben' of 'er niet aan gedacht hebben om iets te doen', is zowel hebben als zijn correct. Als het betekent 'zich niet meer herinneren', is alleen de vervoeging met zijn correct.
De keuze voor hebben of zijn hangt samen met de betekenis van het zelfstandig werkwoord en met de vraag of dat werkwoord overgankelijk dan wel onovergankelijk gebruikt is, met andere woorden: of het werkwoord wel of geen lijdend voorwerp bij zich kan hebben.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
U kunt en u kan zijn allebei correct. In Nederland wordt u kan informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u kunt. In België wordt het gebruik van u kan niet als informeel beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: u wilt / u wil, u zult / u zal.
Je zult en je zal zijn allebei correct.
In Nederland wordt je zal informeler gevonden dan je zult. In België wordt het gebruik van je zal niet als informeler beschouwd.
Beide vormen zijn juist. U hebt klinkt iets gewoner. Het woordje u is van oorsprong een derde persoon enkelvoud: u is, u heeft, u kan, u wil, u zal. Maar tegenwoordig vat men u op als een tweede persoon enkelvoud, omdat het de beleefdheidsvorm is van jij.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Bij de u-vorm is er soms twijfel over de keuze tussen bent en is. De correcte vormen zijn u bent en bent u. U is en is u worden als verouderd beschouwd.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.