Kan het moeilijkheden geven als een kind het kruipen overslaat? An Jansen: Wees gerust, het is niet zo dat die kinderen sowieso bewegingsproblemen krijgen. Wel houden we hun ontwikkeling beter in de gaten. Door niet te kruipen, hebben ze bepaalde vaardigheden namelijk minder goed geoefend.
De meeste baby's zijn gemiddeld tussen de 7 en 10 maanden als ze gaan kruipen. Maar er zijn ook baby's die pas later gaan kruipen (of gaan billenschuiven) of de hele kruipfase overslaan en meteen gaan lopen. Ook hier geldt: maak je niet gelijk zorgen als het bij jouw baby anders gaat.
Tijdens het kruipen gaat het kind in een gekruist patroon gaan bewegen en moeten linker en rechter lichaamshelft samenwerken. Ook armen en benen moeten gecoördineerd samenwerken. Daarnaast wordt tijdens deze fase het evenwicht intensief getraind. Kinderen die niet kruipen, missen deze specifieke “training”.
Als je baby zich nog niet omrolt, let dan op de volgende tekenen die erop kunnen duiden dat het eraan zit te komen: Eerst zal je merken dat hij of zij de armen gebruikt om de rug te krommen en de borst omhoog te duwen. Hij of zij begint ook op het buikje te schommelen en met zijn of haar beentjes te schoppen.
Als je baby gaat billenschuiven, is dat in principe niet erg. Het is een normale variant in zijn ontwikkeling, een alternatief voor kruipen. Billenschuiven kan wel wat gevolgen hebben voor de ontwikkeling van je kind.
De meest opvallende symptomen van het KISS-syndroom bij baby's zijn duidelijke voorkeurshoudingen en een scheve stand van het hoofd. Andere symptomen zijn: Scheef ruggetje. Asymmetrisch bewegen van armen en benen.
Per kind is het verschillend hoe hij of zij zich ontwikkelt met het kruipen. Sommige baby's kunnen bijvoorbeeld eerder gaan zitten en zich zittend voortbewegen. In dat geval kan het ook voorkomen dat kindjes het kruipen overslaan. Andere kindjes beginnen dan weer wel eerst met kruipen.
Er is sprake van hoogdbegaafheid als een kind een IQ hoger dan 130 heeft. Vaak zijn ze ook creatiever in hun denkwijze en hebben ze veel doorzettingsvermogen. Er is wel een verschil tussen hoogbegaafdheid en een ontwikkelingsvoorsprong. Kinderen die voorlopen in hun ontwikkeling, hebben een ontwikkelingsvoorsprong.
Bij onderzoek op het zuigelingenbureau blijkt een 10 maanden oud meisje niet zelf te rollen van rug naar buik en omgekeerd. Zij heeft thuis wel eens spontaan gerold, maar doet dit niet met plezier. Het kind kan zelfstandig zitten en beweegt zich in zit voort door te 'schuiven' op billen en voeten ('shuffling').
Je zult ook merken dat je baby zich steeds meer gaat optrekken, nog even en je baby kan staan! Ook gaat het grijpen met de handjes steeds beter. Je baby krijgt de primitieve pincetgreep steeds meer onder de knie. Dit zorgt ervoor dat hij dingen kan vastpakken tussen zijn duim en wijsvinger.
Van tijgeren naar kruipen
De meeste baby's beginnen in de periode tussen 7 en 9 maanden met kruipen. De methode die ze daarbij gebruiken, verschilt per kind. Meestal begint het met een schuivende beweging.
Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
Niet te lang achter elkaar zitten
Het is het beste om je kind maximaal een uur achter elkaar te laten zitten. Ook als je kind al goed zelfstandig kan zitten, bijvoorbeeld in de kinderstoel. Pas als je kind goed zelfstandig kan gaan zitten, kun je het in een kinderzitje voor op de fiets meenemen.
Je baby kan gedurende één minuut los zitten (zonder steun van de armen). Hij kan zitten met een rechte rug en gestrekte benen en heeft hierbij een actieve balans. Hij trappelt graag met zijn benen als je hem overeind houdt door hem onder je armen te dragen. Wees voorzichtig, het is te vroeg om hem te laten lopen.
Er zijn twee manieren waarop je baby kan omrollen. Van rug naar buik en van buik naar rug. Vaak beginnen ze met het rollen, van de rug naar de zij. Gemiddeld rollen de meeste baby's volledig om tussen 5,5 maand en 9 maanden.
Duimpje in een gespannen vuistje: betekent dat je baby zich hevig inspant. Als de nageltjes in de handpalm worden gedrukt is je baby boos of wil zich afsluiten voor nog meer indrukken. Los knuistje: met de vingers los om de duim betekent rust (meestal bij slaap).
Gemiddeld gaan baby's met negen maanden zich optrekken tot staan. Maar er zijn ook baby's die dat al eerder doen of juist later. De meeste baby's kunnen staan als ze een jaar oud zijn.
Als de bovenste helft van de rug recht wordt dan kan een kindje leren om te gaan zitten. Dit is doorgaans rond de 8-9 maanden. Dit is vaak 1 of 2 maanden nadat ze voor het eerst gingen tijgeren of kruipen.
Zwaai- en klapkunsten
Als je baby'tje gebaren gaat gebruiken is dit een enorme stap in zijn taalontwikkeling. Je kindje laat namelijk zien dat het je niet alleen begrijpt, maar ook dat hij/zij zelf iets duidelijk wil en kan maken. Dit gebeurt meestal rond de zeven maanden met zwaaien en klappen.
Het is daarom heel belangrijk het hoofdje steeds goed te ondersteunen. Doe je dat niet of schud je de baby hard door elkaar, dan kunnen kleine bloedvaatjes in de hersenen scheuren door de beweging met alle gevolgen vandien zoals blindheid, doofheid, stuipen, leermoeilijkeheden, hersenbeschadiging of zelfs de dood.
Symptomen van (verborgen) reflux herkennen bij je baby
Kokhalzen. Spugen. Overstrekken (het aanspannen van de rugspieren en het achterover drukken van het hoofdje) Slechte nachtrust.
Kinderen kunnen allerlei symptomen krijgen als gevolg van het hersenletsel, bijvoorbeeld verminderde eetlust, overgeven, moeite met ademhalen of slikken, verminderd bewustzijn of zelfs een coma, epileptische aanvallen, verlaagde spierspanning of slapheid.
Een baby rolt op zijn buik, en weer terug naar zijn rug, als hij zo'n negen maanden oud is. Vanaf dat moment kan hij ook gaan tijgeren: het kindje trekt zich met arm of armen vooruit (eerst een poosje achteruit) op de buik. Daarna volgt meestal al vrij snel ook kruipen op handen en knieën.