Zijn enzo en ofzo allebei één woord, of moeten ze als en zo en of zo geschreven worden? Volgens de officiële spelling zijn alleen en zo en of zo juist, als losse woorden dus.
En zo en of zo worden vaak aan elkaar geschreven, misschien wel om dat informele karakter nog een beetje te benadrukken (Ben je blind ofzo?!). Volgens de officiële spelling is dat niet correct; je moet hier met twee woorden spreken en een spatie gebruiken.
O.i.d. is de afkorting voor “of iets dergelijks”. Synoniemen voor “o.i.d.” zijn “of zoiets (ofzo)” en “of iets in die richting”.
Zijn enzo en ofzo allebei één woord, of moeten ze als en zo en of zo geschreven worden? Volgens de officiële spelling zijn alleen en zo en of zo juist, als losse woorden dus. In de praktijk komen de schrijfwijzen enzo en ofzo ook vaak voor.
Juist is: 'Het zij zo.
De correcte spelling is sowieso, zoals in het Duits.
Sowieso heeft een nogal vage betekenis: 'in het algemeen, in elk geval, toch al, hoe dan ook'. Er hoeft geen bezwaar gemaakt te worden tegen het gebruik van het woord sowieso in het Nederlands, maar het is aan te bevelen het niet te pas en te onpas te gebruiken.
hoezo = hoezo bijwoordUitspraak: [huˈzo] 1) <je zegt dit als je verbaasd bent> Voorbeeld: `hoezo kansloos? Hij heeft nu een goede baan. `Synoniem: hoe bedoel je 2) om welke reden Voorbeeld...
Alleen sowieso is juist. Sowieso betekent 'toch al, in elk geval'. Het komt sinds het begin van de twintigste eeuw in het Nederlands voor en is geleend uit het Duits.
Sowieso betekent “toch al”, “hoe dan ook”, “überhaupt” of “in elk geval”. Het woord wordt heel vaak verkeerd gespeld als zowiezo of zoiezo, maar sowieso is de enige juiste spelling voor dit Duitse leenwoord.
De correcte spelling is hoe laat, in twee woorden. Hoe laat is het? Hoe laat ga je naar huis?
'Zodat' kan niet aan het begin van de zin geplaatst worden.
Ook o zo wordt zonder h geschreven - als versterking van een ander woord (een o zo vreemde opmerking), en ook als losse uitroep: 'O zó! ' De spelling oh geeft een wat doffere klank weer, die ongeveer zo klinkt als de oo in voor; bijvoorbeeld in 'Oh, dat mag helemaal niet.
Dit is een woord dat regelmatig zowel fout wordt geschreven als uitgesproken. Maar volgens Onze Taal is er slechts één juiste spelling en dat is: sowieso.
Zomaar is een bijwoord dat aangeeft dat ergens geen reden voor is: (3) Hij begon zomaar in het wilde weg te schieten! Zo maar is een min of meer toevallige combinatie van zo met het nevenschikkende voegwoord maar (4) of met het bijwoord van modaliteit maar (5): (4) Dat moet je niet zo, maar zo aanpakken.
Er zijn verder twee manieren om het merk uit te spreken, als 'A-dee-das' (op z'n Engels) of op de oorspronkelijke, Duitse manier: 'A-die-das'. Met korte 'i', dus.
Zo'n wordt gecombineerd met enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die telbaar zijn: zo'n kind, zo'n mooie spiegel, zo'n idee. In combinatie met meervoudige zelfstandige naamwoorden gebruiken we zulke: zulke kinderen, zulke grote ramen, zulke problemen.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Nog vòòr we ons konden aanmelden, moesten we onze rugzak laten controleren door een veiligheidsmedewerker. De spelling vòòr is niet correct. De correcte spelling is: nog vóór we ons konden aanmelden.
De spelling o past bij de uitspraak met een 'open' o-klank, net als in zo en hallo. In de meeste gevallen heeft o de voorkeur:o ja.
Als klemtoonteken, om aan te duiden dat een bepaalde klank een sterke klemtoon krijgt, gebruiken we het accentteken ´ (accent aigu). In 'Barrières doorbreken, dat is dé methode om carrière te maken, hè' is alleen het teken op dé een klemtoonteken.
Andere voegwoorden aan het begin van een zin
Hetzelfde geldt trouwens voor de woorden 'maar', 'of', 'dus' en 'want'. Ook met deze voegwoorden kun je een zin beginnen. Maar de voorkeur om dit wel of niet te doen, zal waarschijnlijk per tekstschrijver verschillen.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen.