Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is wij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is ons correct.
Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde. De combinaties met dan drukken een ongelijkheid uit, die met als een gelijkheid. Dan wordt ook gebruikt na niets en niemand als het woord anders er niet achter staat, maar er wel bij gedacht kan worden.
Het verschil is dat je bij het woordje 'dan' een verschil aanduidt. Iets of iemand is 'groter' of 'anders dan'. Bij het woord 'als' maak je een vergelijking en is er dus een overeenkomst.
(2) Dat was meer dan waarop ik had gerekend. Vaak wordt hier als gebruikt in plaats van dan, zeker in de spreektaal. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in de schrijftaal. Als er bij een vergelijking een gelijkheid geconstateerd wordt, is als correct.
Als iets het 1 overtreft is het altijd DAN en niet ALS. Bijv: Ik ben beter … jij. Dat overtreft, dus is het DAN.
Wanneer moet er als gebruikt worden, en wanneer dan? Het antwoord – dat dus gebaseerd is op de regel die we opgelegd hebben gekregen aan het einde van de Nederlandse Renaissance, is als volgt. Na de vergrotende trap (liever, mooier, groter, slimmer etc.) volgt altijd dan.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Is het een zin met een vergrotende trap zoals groter, beter, kleiner, meer of zwaarder? Dan is het dan. Ik ben groter dan jij.
Deze week: is het beter als of beter dan? Volgens de grammatica gebruik je na een vergrotende trap (bijvoorbeeld: beter, groter, meer) het woordje 'dan'. Zij doet het beter dan haar broer.
Wanneer gebruik je dan en wanneer als? Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Kort samengevat: Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Ook in de betekenissen 'achterliggende gedachte' of 'algemeen geldende gedachte' is zowel het idee als de idee mogelijk. (9) We moeten vertrekken vanuit het/de idee dat iedereen gelijk is voor de wet. (10) Het/de idee achter de openbare boekenkast is dat iedereen hier boeken mag meenemen en achterlaten.
In verzorgde schrijftaal is als de aan te bevelen vorm na de woorden hetzelfde, dezelfde, even, (net) zo, evenveel en (net) zoveel. Dan gebruiken we na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e).
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Als ik Kan was een vereniging van beeldende kunstenaars in de Belgische stad Antwerpen, actief van 1883 tot 1952.
De juiste spelling is: Ik heb jou jouw auto zien parkeren. Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na zoals de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door in constructies van het type doen zoals de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Als je geen onderwerpsvorm is, kunnen we meestal zowel je als jou gebruiken. Het is aan te bevelen om in dat geval zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jou maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben je (jou) uitgenodigd.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
Jij is de onderwerpsvorm van de tweede persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Jou is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
De regel voor het gebruik van hun of zij is als volgt: Je gebruikt zij als het in de zin de persoonsvorm is. Je gebruikt hun als het in de zin het meewerkend voorwerp is. Zij gaan morgen met het hele team naar een restaurant.