In eerste instantie moeten omstaanders proberen ervoor te zorgen dat een persoon met een epileptische aanval zich geen pijn doet (en zich bijv. niet stoot aan scherpe voorwerpen of deuren). Bij een eerste aanval of een langdurige aanval (>5 minuten) moeten steeds de hulpdiensten (112) verwittigd worden.
Na een epileptische aanval kan de betrokkene kortdurend verward zijn of klachten hebben van vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn of een tijdelijk verminderde functie van een arm en/of been.
Er zijn verschillende soorten aanvallen bij epilepsie. De één is bewusteloos, valt en gaat schokken. De ander voelt vreemde tintelingen of hoort vreemde geluiden. Of iemand staart een korte periode voor zich uit en reageert niet.
Een aanval kan komen door spanning, stress en slaaptekort. Meestal is er geen duidelijke aanleiding. Het is niet mogelijk om na één aanval te zeggen of u epilepsie heeft. Vraag de mensen in uw omgeving goed op te letten als u weer een aanval krijgt.
Welk aanvullend onderzoek is mogelijk om epilepsie vast te stellen? Om de oorzaak van epilepsie te vinden is er na een EEG vaak extra onderzoek nodig. Bijvoorbeeld een CT- of MRI-hersenscan. Daarmee kunnen afwijkingen in de hersenen worden opgespoord die de epilepsie veroorzaken.
Het heeft met suiker in je hersenen te maken, dat dat niet helemaal goed gaat en dat je daar epilepsie van kunt krijgen of aanvallen. Het probleem zit in de suiker, die komt niet in je hersenen.
Soorten aanvallen en oorzaken
Epilepsie is een aandoening van de hersenen waarbij aanvallen optreden. Er zijn verschillende soorten epileptische aanvallen. Er zijn ook aanvallen die op epilepsie lijken, maar het niet zijn. Zoals wegrakingen door flauwvallen, of psychogene niet-epileptische aanvallen.
Slaaptekort verhoogt het risico van epilepsieaanvallen. Werkbelasting en stress te beperken. Stimulerende middelen zoals koffie, alcohol, drugs en lawaai te mijden.
Roken vergroot de kans op een epileptische aanval niet. Wel bestaat het risico dat iemand tijdens een aanval met bewustzijnsverlies een sigaret of sigaar uit zijn hand laat vallen en zo brand veroorzaakt. Stress en hevige emoties kunnen aanvallen uitlokken bij mensen die daar gevoelig voor zijn.
Hoe kun je het herkennen? De precieze symptomen zijn afhankelijk van de plaats waar de epileptische overprikkeling van de hersenen zich bevindt. Vaak zal de persoon zich niets herinneren van de epileptische aanval, maar kunnen omstaanders de aanval goed omschrijven.
De aanvallen hebben een psychische oorzaak, zoals spanning, overbelasting of een trauma. Net als hartkloppingen of een hoge bloeddruk kun je PNEA zien als een uiting van emoties of spanningen.
Hoewel het zeldzaam is, kan een heftige epileptische aanval ook tot hersenschade leiden. Bij langdurige aanvallen (status epilepticus) die meer dan 30 minuten duren kan schade aan de hersenen ontstaan.
Epilepsie leidt niet bij iedereen tot gedragsproblemen, gedragsproblemen komen ook voor zonder epilepsie en gedragsproblemen bij epilepsie kunnen ook voorkomen bij mensen zonder een verstandelijke beperking. Tenslotte is er niet veel bekend over probleemgedrag voorafgaand aan, tijdens of na een aanval.
Als je jarenlang veel aanvallen hebt, kan het geheugen minder goed gaan werken. Dat risico is groter bij mensen met epilepsie die aanvallen hebben door een hersenbeschadiging. De kans op geheugenstoornissen is groter als de aanvallen ontstaan vanuit de temporaalkwab ook wel slaapkwab genoemd.
Een status epilepticus is een aanval die langer dan 10 minuten aanhoudt. Het herstel na een gewone epileptische aanval is meestal volledig. Bij een langdurige aanval en zeker bij een status epilepticus neemt de kans op een hersenletsel met blijvende handicap en overlijden aanzienlijk toe.
Bijvoorbeeld als je in bad gaat of gaat zwemmen. Zorg dat er dan in ieder geval iemand in de buurt is. Vermijden van gevaarlijke situaties; zoals vissen aan de waterrand, hoog klimmen in een klimrek, alleen fietsen naar school. Alledaagse situaties kunnen gevaarlijk zijn voor kinderen met epilepsie.
Sommige kinderen hebben 's nachts continu epileptische activiteit in hun hersenen, terwijl ze overdag slechts zelden of nooit epileptische aanvallen hebben. Deze vrij onzichtbare vorm van epilepsie wordt het ESES syndroom genoemd. Als gevolg hiervan ontwikkelen kinderen vaak leer- en gedragsproblemen.
U bent rijgeschikt als u 6 maanden geen aanval heeft gehad na de eerste aanval, of als u 12 maanden geen aanval heeft gehad na twee of meer aanvallen. Of als uw epileptische aanvallen geen gevaar opleveren tijdens het rijden. Bijvoorbeeld als u alleen aanvallen in uw slaap heeft. U kunt dan een rijbewijs aanvragen.
Heeft u al een rijbewijs en heeft u een epileptische aanval gehad? Dan moet u 6 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Heeft u twee of meer epileptische aanvallen gehad, dan moet u 12 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Na die periode vult u een Gezondheidsverklaring in bij het CBR.
Behandeling met medicijnen is meestal langdurig: meerdere jaren tot soms een leven lang. De medicijnen onderdrukken de aanvallen, ze genezen de epilepsie niet. Op grond van het soort aanvallen en de vorm van epilepsie kiest de neuroloog een medicijn. In principe is dat het middel met de minste bijwerkingen.
Epilepsie is een aandoening waarbij aanvallen voorkomen. Die aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. Epilepsie kent verschillende vormen en ook verschillende soorten aanvallen. Er is ook verschil in oorzaak waardoor epilepsie kan ontstaan.
Tonisch-clonische aanvallen (ook wel “grand mal” epilepsie genoemd), die worden gekenmerkt door aanvalsgewijs optredende trekkingen (schokkende bewegingen van armen en benen), en die gepaard gaan met bewusteloosheid. Dit is de “klassieke” en meest bekende vorm van epilepsie.
Wat te doen bij een epileptische aanval
Iemand een epilepsie-aanval zien krijgen, kan erg beangstigend zijn. Over het algemeen kunt u het beste de volgende maatregelen nemen: • Blijf kalm. Verplaats de persoon met de epilepsie-aanval niet. Probeer de persoon niet te doen stoppen met bewegen of schudden.