De Schelde wordt gevoed door regen- en grondwater. In herfst en winter valt er meer regen en is er dus meer afvoer van zoet water naar de zee. Het zoute water vloeit richting zee. In de zomer is het droger en verplaatst het zoute water in de Schelde zich weer landinwaarts.
Brak water en kwel
Het water in Saeftinghe is brak: een mengsel van zout zeewater en zoet rivierwater. Het zoutgehalte in de Westerschelde verschuift met het getij: bij vloed dringt het zoute zeewater dieper landinwaarts, bij eb ligt de zoutgrens meer richting de kust.
In een uitgestrekte zone vanaf de Westerschelde tot ongeveer in Temse mengt het zoet water uit de Schelde zich met het zout water van de Noordzee. Dit unieke samenspel bepaalt de zoutgradiënt of zoutgehalte van de Schelde.
Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag dan wel in een zoet Zeeuws merengebied, maar uiteindelijk bleven Oosterschelde en Grevelingen geheel zout.
Brak water komt voor in het kustgebied en de laagveengebieden die ooit onder invloed van de zee gestaan hebben. Het gaat vaak om ondiepe en kleine watertjes; kolkgaten, poelen en dobben van kwelders of inlagen en kwelsloten achter de dijk, maar ook om oude (geïsoleerd liggende) kreken.
Zoetwater (zoet water) is water dat minimale hoeveelheden zout bevat, dat dus een geringe saliniteit heeft. Hiermee onderscheidt het zich van brak water en zout water. Zoetwater heeft zijn oorsprong in neerslag, dat via grondwater, beken of rivieren richting zee stroomt.
Het water uit de zeeën en oceanen verdampt continu. Tijdens deze verdamping blijft het zout achter. Op deze manier ontstaat zoet water. Het zoete water valt na verdamping weer als regen, hagel of sneeuw neer op het land en komt in meren, rivieren en ondergrondse bronnen terecht.
Door de klimaatverandering neemt de vraag naar zoet water toe. In onze zilte provincie hebben we alleen weinig natuurlijke bronnen. Agrariërs zijn voor een groot deel aangewezen op regenwater om hun gewassen te telen.
In het Schelde-estuarium mengt het zoete water uit het Scheldestroomgebied zich met het zoute water uit de Noordzee. Het zout in zeewater wordt aangegeven met het chloridegehalte, uitgedrukt in g Cl-/l. In zeewater zit ruim 19 g chloride per liter, in zoet water zit minder dan 0,3 g chloride per liter.
Zeewater is het zoute water dat in zeeën en oceanen voorkomt. Het onderscheidt zich van zuiver water door het grote aantal erin opgeloste stoffen, zoals anorganische vaste stoffen, organische stoffen en gassen. Daarnaast bevat zeewater ook zwevend materiaal als slibdeeltjes en plankton.
Elk seizoen heeft een maximale watertemperatuur. In de winter is dit maximaal 8°C, in de lente 15°C, in de zomer 21,5°C en in de herfst 17°C. Als het water warmer wordt dan deze temperaturen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van het ecosysteem.
Een estuarium is een verbrede riviermonding, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat. Eb en vloed zijn nog van sterke invloed. Wanneer een rivier als een stelsel van aftakkingen uitmondt spreekt men van een delta.
De plaats waar een rivier uitmondt in een zee of oceaan.
In een uitgestrekte zone vanaf de Westerschelde tot ongeveer in Temse mengt het zoet water uit de Schelde zich met het zout water uit de Noordzee. Dit unieke samenspel bepaalt de zoutgradiënt van de Schelde.
Alleen al in de Nieuwe Waterweg is zo'n 800 kubieke meter Rijnwater per seconde nodig om het zoute zeewater tegen te houden. Dat is dus bijna al het water dat nu via de Rijn ons land binnenkomt.
Staar naar de kaart van Zeeland en je ontdekt iets merkwaardigs. De Oosterschelde ligt niet ten oosten van de Westerschelde, maar ten noorden ervan. En de Westerschelde ligt niet ten westen maar ten zuiden van de Oosterschelde.
Aan de voet van het Transarctisch Gebergte treffen we het Don Juanmeer aan. Met een zoutgehalte van zo'n 40% is het het zoutste meer op aarde, dat zelfs bij een temperatuur van -50 graden Celsius niet bevriest.
Bekend is dat 10.5 miljoen km3 zoet water zich in meren, wetlands en rivieren bevindt. Het meeste zoete water ligt opgeslagen in gletsjers en ijskappen, en deze zijn vooral te vinden in Groenland en op de Noord- en ZuidPool. Het gaat hier om een hoeveelheid van 24.5 miljoen km3 water.
Er worden door Provincie Zeeland en GGD Zeeland geen gezondheidsrisico's verwacht van zwemmen in de Westerschelde op de aangewezen zwemwaterlocaties. In 2021 heeft het RIVM een risicobeoordeling uitgevoerd voor zwemmen bij Berkendonk in Noord-Brabant.
Door lagere waterstanden in de rivieren trekt het zeewater in deltagebieden zoals in Zeeland meer het land in. Aangezien de landbouw grondwater onttrekt om te irrigeren, wordt ook dat irrigatiewater steeds zouter.
Toch is dit geen goede keuze! Zeewater is drie keer zo geconcentreerd als menselijk bloed, en om het te verwerken, zou het lichaam het overtollige zout in de vorm van urine uitscheiden via de nieren. Wanneer je zout zeewater drinkt, is het lichaam niet meer in staat om het zout uit het lichaam te spoelen.
Zeewater is echter niet overal even zout. In de Baltische Zee is het water het minst zout en in de Dode Zee is het water zo zout dat je erop kunt drijven.
Als je vraag is of zout in het algemeen op kan gaan, bijvoorbeeld in de zee, nee dat gaat nooit op, omdat al het zout dat gewonnen wordt en gebruikt, bijvoorbeeld voor op de wegen(al is dat vaak zout van onder de grond) uiteindelijk weer in de zee terecht komt, via het grondwater of de riolering.
Niet elke zee is even zout. De Noordzee is in het gebied voor de Nederlandse kust een van de minst zoute zeeën op aarde. Per liter water bevat deze 31 tot 35 gram zout. Ter vergelijking: de Middellandse zee bevat zo'n 38 gram zout per liter water, de Dode Zee maar liefst 332 gram per liter.
Uit die modellen blijkt dat haaien (en roggen) in zout water minder goed blijven drijven. Wanneer een haai wil voorkomen dat hij zinkt, kan hij twee dingen doen. Hij kan zich actiever inzetten om hoogte te houden (maar het nadeel is dat dat veel energie kost). Of hij kan een grotere lever ontwikkelen.