De Algemene Rekenkamer is een Hoog College van Staat. We zijn een onafhankelijk instituut en dus geen onderdeel van de regering of het parlement. Wij hebben wettelijke bevoegdheden om ons werk te doen.
De Algemene Rekenkamer is geen bestuursorgaan in de zin van de Awb. Zij wordt wel als bestuursorgaan aangemerkt voor zover zij besluiten neemt of handelingen verricht ten aanzien van haar ambtenaren.
Wet open overheid (Woo)
De Woo vervangt per 1 mei 2022 de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De Algemene Rekenkamer was uitgezonderd van de Wob, maar valt voortaan deels wel en deels niet onder de Woo. De Woo heeft als doel de publieke sector transparanter te maken.
De Algemene Rekenkamer controleert de inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid en rapporteert hierover aan het parlement in het jaarlijkse verantwoordingsonderzoek. Ook doen wij onderzoek naar de kosten en effecten van overheidsbeleid.
Het college van de Algemene Rekenkamer bestaat momenteel uit Pieter Duisenberg (president), Ewout Irrgang en Barbara Joziasse. Collegeleden worden voor het leven benoemd. Het college gaat uit van het principe van collegiaal bestuur. Dat betekent dat het college als geheel alle besluiten neemt.
Alle ministers leggen elk jaar verantwoording af aan het parlement over het belastinggeld dat zij ontvangen en uitgeven. Dit doen zij in hun jaarverslag. Elk jaar controleert de Algemene Rekenkamer deze jaarverslagen. Voor onze rapporten hierover kijken we ook naar de bedrijfsvoering van ministeries.
De organisatie van de Algemene Rekenkamer bestaat uit het college en de ambtelijke organisatie. Het college van de Algemene Rekenkamer bestaat uit Pieter Duisenberg (president), Ewout Irrgang, en Barbara Joziasse. De ambtelijke organisatie bestaat uit ongeveer 250 medewerkers.
Op elke derde woensdag in mei legt het kabinet verantwoording af aan de Tweede Kamer over het beleid en de financiën in het afgelopen jaar. We noemen die dag Verantwoordingsdag. De Algemene Rekenkamer doet elk jaar onderzoek naar de verantwoording door het kabinet: het verantwoordingsonderzoek.
De Gemeentewet bepaalt dat de raad moet kiezen tussen een rekenkamer, ingericht volgens een wettelijk vastgelegd mo- del, of een rekenkamerfunctie waarbij de raad meer zelf invulling geeft aan de uitvoering van de taak.
De Algemene Rekenkamer is een onafhankelijk Hoog College van Staat dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven van de Rijksoverheid controleert. Daarnaast kijkt de Algemene Rekenkamer of de overheid beleid uitvoert zoals dat was bedoeld.
Er zijn in 2019 323 gemeenten met een actieve rekenkamer of rekenkamerfunctie. Daarvan zijn er 275 met een rekenkamerfunctie en 48 met een (onafhankelijke) rekenkamer.
De rekenkamer versterkt met haar onderzoek de positie en het functioneren van de gemeenteraad en verhoogt hiermee het vertrouwen van de burger in de raad en het gemeentebestuur. Daarnaast onderzoekt de Rekenkamer Den Haag de doeltreffendheid en doelmatigheid van het bestuurlijk handelen van de gemeente Den Haag.
Voorstel van wet
In deze wet wordt verstaan onder bestuursorgaan: een persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed, behalve:a. de wetgevende macht;b. de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal; c.
Ambtenaren zijn dus, hoewel ze wel in de wet genoemd kunnen zijn, geen bestuursorganen, maar de burgemeester weer wel. Bestuursorganen van de staat zijn onder andere: regering, minister, staatssecretaris; bij een Mulderfeit: de officier van justitie. Bestuursorganen van de provincie zijn (art.
De meeste provincies werken samen voor hun rekenkamers: Noordelijke Rekenkamer (Groningen, Friesland en Drenthe), Rekenkamer Oost-Nederland (Overijssel en Gelderland), Randstedelijke Rekenkamer (Flevoland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland), Rekenkamer Zeeland en Zuidelijke Rekenkamer (Noord-Brabant en Limburg).
Sinds 2005 is het voor elke gemeente verplicht een rekenkamer te hebben ingericht, alleen of gezamenlijk met andere gemeenten. Deze rekenkamers functioneren in principe onafhankelijk van de gemeenteraad.
De rekenkamer beoogt door het doen van onderzoek informatie te leveren voor de discussie van de gemeenteraad. Het accent ligt daarbij op het lerende aspect. De rekenkamer kan zelf bepalen welke onderzoeken worden gedaan en hoe dat wordt aangepakt. Er wordt gebruik gemaakt van externe onderzoeksbureaus.
Het ministerie van Financiën controleert of de Rijksbegroting klopt met de afspraken uit het Regeerakkoord. Ook schrijft het ministerie van Financiën een uitleg bij de belangrijkste keuzes, plannen en uitgaven in de Rijksbegroting.
Het ministerie van Financiën schrijft een uitleg bij de belangrijkste keuzes, plannen en uitgaven in de Rijksbegroting. Die uitleg heet de Miljoenennota. Ook op Prinsjesdag stuurt de staatssecretaris van Financiën het Belastingplan aan de Tweede Kamer.
De inkomsten van de overheid bestaan vooral uit de belastingen en premies die burgers en bedrijven betalen. De overheid geeft dit geld uit aan voorzieningen zoals scholen, wegen en ziekenhuizen.
Van een zelfstandig bestuursorgaan is sprake als het orgaan niet hiërarchisch ondergeschikt is aan de minister. In het zbo-register staan de zbo's van de centrale overheid.
Niet alle overheidsinstellingen zijn bestuursorganen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De wetgevende macht, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman zijn voorbeelden van overheidsinstellingen die geen bestuursorganen zijn.
De raad is het hoogste bestuursorgaan in een gemeente. De raad bepaalt in grote lijnen wat er in de stad gebeurt en het college (van burgemeester en wethouders) voert het beleid uit.
De totale uitgaven van het Rijk zijn in 2024 € 433,6 miljard. Het meeste geld gaat naar zorg, onderwijs en sociale zekerheid (uitkeringen). De inkomsten van het Rijk zijn € 402,9 miljard. Die inkomsten bestaan uit de belastingen en premies die mensen en bedrijven betalen.
Onderwijs en sociale bescherming grootste uitgavenposten van Vlaamse overheid. Onderwijs en sociale bescherming waren in 2022 de grootste uitgavenposten van de Vlaamse overheid. Zij waren elk goed voor 27% van de uitgaven. Economische zaken, inclusief mobiliteit, kwam met 19% op de 3de plaats.