Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Als en wanneer: voegwoorden van tijd
Als en het iets formelere wanneer kunnen allebei een voegwoord van tijd zijn in de betekenis 'op het moment dat'.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus' en 'of'.
De voegwoorden als, zoals, evenals, gelijk en zokunnen gevolgd worden door bijwoordelijke bijzinnen, maar ook door constituenten.
In Excel kunt u met de functie ALS een logische vergelijking maken tussen een waarde en wat u verwacht door te testen op een voorwaarde en een resultaat te retourneren als die voorwaarde Waar of Onwaar is.
Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.
Overeenkomst, vergelijking
Signaalwoorden: net zoals, hetzelfde als, evenals, evenzeer, overeenkomstig, is vergelijkbaar met.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na een stellende trap of na hetzelfde/dezelfde, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Als en zoals zijn allebei correct om door middel van voorbeelden iets nader te specificeren. Als de zin met een pauze vóór het voegwoord wordt gelezen, is er een voorkeur voor zoals. Er staan dan komma's of gedachtestreepjes.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of. Hij eet graag cornflakes, havermoutpap, boterhammen en spiegeleieren.
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze.
Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat. Voorbeeld: Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Het woord als staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Net als is een voorzetselconstructie . Het is bedoeld om een ​​volgend zelfstandig naamwoord of zelfstandig naamwoordgroep te regelen. "Dit huis is net als het huis dat we vorige week zagen." "Het is net als Bill om meer te dragen dan hij aankan om een ​​reis te besparen."
Voegwoorden zijn woorden die twee zinnen aan elkaar plakken, zoals: omdat, want, maar, en, dus, terwijl, zodat, als, of, doordat, hoewel, nadat. Een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen of uit een hoofdzin + bijzin.
Het woord 'als' gebruik je als je een vergelijking wil maken tussen twee zaken die een overeenkomst hebben. Meestal gebruik je in dit soort zinnen de woorden 'even', 'zo' of 'hetzelfde/dezelfde'. We eten vandaag hetzelfde als gisteren. Ze is even oud als mijn zoontje.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Kort samengevat: Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als.Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
In nevengeschikte zinnen is een komma voor het voegwoord en meestal overbodig, maar niet altijd. Gebruik van de komma is aan te raden in lange zinnen, of als er kans op een verkeerde lezing bestaat.
Welke zin is beter: 'Fien is jarig, dus we vieren feest' of 'Fien is jarig, dus vieren we feest'? ! Beide zinnen zijn juist. Er is alleen een verschil in woordsoort: in de eerste zin is dus een voegwoord, in de tweede een bijwoord.
Nevenschikkende voegwoorden staan tussen woorden, woordgroepen en deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie hebben. Voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden zijn en, of, ofwel, maar, want. Zowel de huwelijken als de scheidingen zitten in de lift.
verbindingswoorden: net als, zoals, evenals, hetzelfde als, eveneens, evenzeer, evenzo, net zo. uitdrukkingen: In vergelijking met, Vergeleken met.
Chronologisch verband (tijd) wanneer, toen, eerst, vervolgens, terwijl, daarna, nadat, voordat, vroeger, later, nu, nou, dan, als, al, bijna, dadelijk, inmiddels;Oorzaak en gevolg.