Bijna iedereen heeft in zijn verleden op de basisschool en het voortgezet onderwijs toetsen gemaakt waarop je precies 100 punten kon scoren. Als je 55 van de 100 punten had behaald, dan kreeg je een 5,5.En dat is een voldoende.
De aanname dat 55% van de punten altijd tot een voldoende moet leiden, komt nog veel voor, maar klopt niet. Het is beter om voor elke toets opnieuw de optimale cesuur te bepalen. Dat kan voor de ene toets 68% zijn, voor de volgende 60% en voor een derde 63%.
Geslaagd op voldoende wijze: je hebt een gewogen percentage van minder dan 68% behaald. Geslaagd met onderscheiding: je hebt een gewogen percentage van ten minste 68% behaald. Geslaagd met grote onderscheiding: je hebt een gewogen percentage van ten minste 77% behaald.
Een normering van 55% houdt in dat als er voor een proefwerk of toets in het voortgezet onderwijsbijvoorbeeld 100 punten behaald kunnen worden, bij 55 procent (55 punten) het cijfer 5.5 wordt gescoord.
Wat is de 5.5 regel? Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een 5,5 (voldoende) zijn. Dit wordt de 5,5–regel genoemd. Zijn al je eindcijfers dus hoger dan een 6, dan ben je sowieso geslaagd.
Het eindcijfer per vak wordt afgerond naar 1 decimaal voor de berekening van het gewogen gemiddelde (bijvoorbeeld een 5.45 wordt afgerond naar een 5.5).
Je bent geslaagd bij een gemiddelde van 5,50 of hoger, maar niet met een gemiddelde van 5,49.
Voorbeelden van verblijfsruimtes zijn een woonkamer, slaapkamer, werkkamer, etc. Het zijn ruimtes waar mensen kunnen verblijven. De 55% GBO/VG regel betekent dat 55% van het totale gebruiksoppervlakte moet bestaan uit verblijfsgebieden.
De student moet dan 10 + 15 = 25 van de 40 vragen goed beantwoorden om een 5,5 te halen. Een ander voorbeeld: bij een toets met 100 twee-keuzevragen is de gokkans 50%. De cijfers bereken je dus over de overblijvende 50 vragen. Voor een voldoende moet je dan 50 + 28 = 78 van de 100 vragen juist beantwoorden.
De meeste hogescholen en universiteiten beschouwen een "D" (of een score van 60% tot 69%) over het algemeen als een voldoende . Het is belangrijk om op te merken dat deze minimale of laagste norm voor voldoende cijfers aanzienlijk kan verschillen, afhankelijk van de instelling of het hoofdvak. Sommige universiteiten vereisen bijvoorbeeld een "C" of beter om te slagen.
Je bent geslaagd als je 50% hebt behaald op het examen of de indicator geslaagd hebt gekregen. Wil je een examen meerdere keren afleggen?
Slagen op het VWO
Dit houdt in dat je maximaal één 5 als eindcijfer mag staan voor de kernvakken Nederlands, Engels of Wiskunde. Bij één 5 moet je voor de andere kernvakken minimaal een 6 of hoger halen als eindcijfer. Het gemiddelde van al je eindcijfers is een 6 of hoger (voldoende).
Instellingen in het voortgezet onderwijs (en hoger onderwijs) gebruiken een 10-puntensysteem om studieresultaten te beoordelen, waarbij een 6 het minimum is om te slagen. In het voortgezet onderwijs wordt een 5,5 afgerond naar een 6, in het hoger onderwijs is een 5,5 soms ook voldoende.
Dat wil zeggen dat N de waarden van alle tienden tussen 0 en 2 kan aannemen. In principe is het maximum 2,0. Het College van Toetsen en Examens legt ieder jaar opnieuw weer de normering vast.
Uitstekend is over het algemeen beter dan zeer goed. Ze kunnen echter door elkaar worden gebruikt. Hoe goed iets precies is, hangt af van de persoon - er kan meer worden afgeleid uit de toon van de stem en de nadruk dan uit het woord zelf.
Als bij de aftoetsing een 5,5 of hoger wordt behaald, dan heeft men een voldoende behaald en dus zijn 3 punten binnen. 5,4 of lager betekent een onvoldoende en dan zal het vak hertoetst moeten worden. Alle jaren bestaan uit 60 studiepunten per jaar.
Een cijfer weerspiegelt een waardering: 6 is voldoende en 8 is goed.
Het cijfer 5 en lager geldt als een onvoldoende. Op sommige scholen worden ook halve cijfers gegeven en + en - cijfers. Op de lagere school werden vroeger ook cijfers gegeven voor gedrag en vlijt.
Een normering van 80% houdt in dat als voor een proefwerk of toets in het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld 100 punten behaald kunnen worden, bij 80 procent (80 punten) het cijfer 5.5 wordt gescoord.
De begane grond verdieping van een woning is de eerste bouwlaag, eerste verdieping is de tweede bouwlaag enz. Een kelder en een zolder zijn in deze definitie bij een woning vaak geen bouwlaag omdat daar meestal geen woonfunctie aan gekoppeld is. Een volgens de woonfunctie bewoonbaar souterrain is als bouwlaag te zien.
De gebruiksoppervlakte wordt ook wel de GBO of GO genoemd. Het is de oppervlakte waarvoor wordt ingeschat dat deze nuttig gebruikt kan worden. Deze maat wordt gebruikt voor het vergelijken van woningen, maar ook voor het maken van berekeningen met betrekking tot bijvoorbeeld brandveiligheid en gebruiksbelasting.
Een student is geslaagd indien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan : de student behaalt een eindtotaal van minstens 50 op 100. de gezamenlijke studieomvang, uitgedrukt in studiepunten, van de opleidingsonderdelen waarvoor de student niet is geslaagd, is maximum 12 studiepunten.
In schooljaar 2023/2024 is het slagingspercentage van alle examenleerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs gestegen naar 91,4%.
Indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, wordt naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, wordt naar boven afgerond naar een geheel getal. Een 5,45 wordt een 5.