Schakelen in een personenauto kun je het beste doen tussen de 1500 en 2000 toeren bij een dieselmotor en bij benzinemotoren tussen de 2000 en 2500 toeren. Houdt dus goed je toerenteller in de gaten om milieubewust en energiezuinig te rijden. Een navigatiesysteem kan je helpen bij het vinden van de weg.
Wegrijden 0 tot 20 km/h in zijn 1 vanaf 20 km/h tot 35 in de 2 vanaf 35 tot 50 km/h in zijn 3 vanaf 50 tot 80 km/h in zijn 4 vanaf 80 tot 120 in zijn 5 constante snelheid vanaf 90 in zijn 6 let op!
De conclusie is: een versnelling overslaan is geen enkel probleem, als je de juiste mechanische sympathie toepast. Heb respect voor de mechanische delen en hun werking en je kunt gerust van z'n twee naar z'n vier en andersom.
In 50 km/h-zone max in 3e versnelling
Welke versnelling het meest geschikt is als je 50 km/h rijdt hangt af van de grootte van je motor, maar in veel auto's is het mogelijk om 50 km/h in de derde versnelling te rijden zonder te veel toeren te maken.
Rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid met een laag toerental in de hoogste versnelling, waarbij de motor soepel loopt. Dus: 80 km/u in de 5e versnelling, 50 km/u in de 4e versnelling. Voor alle auto's geldt het advies om tussen 2.000 en 2.500 toeren naar een hogere versnelling te schakelen.
Beste toerental om zuinig te rijden
Hoe lager je toerental, hoe minder brandstof je verbruikt. Schakel daarom door zodra het kan. Bij een dieselmotor is dat tussen de 1500 en 2000 toeren, bij benzinemotoren tussen 2000 en 2500 toeren. Op tijd schakelen is zo efficiënt en zuinig mogelijk rijden.
Het nut van de zesde versnelling: zuiniger rijden
Rij je 120 km/u, dan zal de motor in zesde versnelling minder toeren maken dan in vijfde versnelling. Het verbruik van je auto zal in dat geval lager liggen. De zesde versnelling maakt het mogelijk om zuiniger te rijden.
Regel 1: Laat het gaspedaal los en trap het koppelingspedaal vlot en geheel in. Schakel naar de 2e versnelling door de versnellingspook naar links te duwen en rustig naar achteren te trekken.
Vanaf 2.000 toeren kun je al naar de volgende versnelling schakelen. Te vroeg opschakelen, als de motor nog niet 'trekt', is niet handig. Dat kan de motor vervuilen en zo schade veroorzaken.
Aangezien de motor al bijna in de toerenbegrenzer zit voor het overschakelen, schiet het blok direct naar toerentallen die de motor niet zonder schade kan verwerken. Onder autoliefhebbers heet zo'n motorschade veroorzakende schakelfout een 'money shift'.
Een grotere bocht naar links op een kruispunt met verkeerslichten neem je vaak met een hogere snelheid. Daar ligt je snelheid dan rond de 30 kilometer per uur. Dat betekent dus dat je met de meeste auto's de kleine bochten in de tweede versnelling neemt, en de grotere bochten naar links kunnen in de derde.
Inderdaad, als je terugschakelt door een versnelling over te slaan en het toerental loopt te hoog op, ligt het risico op de loer dat je motor kapotgaat. Het is daarom het verstandigst om altijd in de juiste volgorde te schakelen, soepel en zonder haast.
Bij snelheden lager dan 70 km/h ga je naar de 4eversnelling. Lager dan 50 km/h naar de 3eversnelling, lager dan 30 km/h naar de 2eversnelling, en als je stapvoets moet rijden, ga je naar de 1eversnelling. Als je bijv. 100 km/h rijdt, en je gaat terug naar 50 km/h, zul je dus de 3eversnelling kiezen.
Terugschakelen naar een lagere versnelling zal de snelheid van je wagen meteen doen afnemen, al is het aangewezen om ook even de rempedaal te gebruiken. Dat zorgt voor extra remkracht én het is een stuk veiliger. Je achterligger merkt op die manier namelijk aan je remlichten dat je gaat vertragen.
Bij het stapvoets rijden is de koppeling dus helemaal los, wil je versnellen geef je gewoon zachtjes gas.
Ook zo nu en dan doortrekken tot 5000 toeren (of zelfs tot 6000 toeren) kan geen kwaad, als je daarna maar opschakeld. Sterker nog: er zijn genoeg auto's, met namen de wat kleinere, die bij 120 km/u in de hoogste versnelling al rond de 4000 toeren draaien.
Volgorde van handelen bij het opschakelen:
Om te beginnen rijd je weg zoals je het hebt geleerd. Zodra je 20 km/h rijdt trap je je koppeling in en laat je je gas tegelijkertijd los. Schakel door naar de volgende versnelling. Bij 20 km/h is dat de 2e versnelling.
Bij het nemen van de bocht met de koppeling ingedrukt zal je snelheid veel lager zijn, terwijl je als je niet de koppeling indrukt de motor stationair de snelheid blijft aanhouden. Wat misschien ook is, is dat je stuurtechniek niet snel genoeg is om de bocht aan die snelheid te nemen.
Eerst gas loslaten (dus afremmen op de motor), daarna remmen met de voetrem (remsysteem) en niet voor de 1000 toeren de koppeling in te trappen. Wanneer je stationair rijdt (is iets onder de 1000 toeren) mag wel eerst ontkoppeld worden en daarna worden geremd.
gewoon gas loslaten, koppeling induwen, opschakelen, koppeling zachtjes loslaten en terug gas geven. Probeer eens om, wanneer je koppeling licht contact maakt (aangrijpingspunt), lichtjes gas te beginnen geven terwijl het koppelingspedaal rustig omhoog komt.
De auto zal op de startmotor in beweging komen en de verbrandingsmotor zal de beweging overnemen. Gefeliciteerd, je eerste meters zonder koppelingspedaal zitten erop. Tot stilstand komen is ook eenvoudig: haal de auto uit z'n versnelling en laat hem tot stilstand uitrollen.
Naar de hogere versnelling schakelen
Hoe hoger het toerental is, hoe meer brandstof u verbruikt. Het effect kan enorm zijn! Rijdt u 50 km/u in de vijfde versnelling of in de tweede versnelling? Het scheelt namelijk zo'n 50% brandstofverbruik als u deze snelheid in de vijfde versnelling rijdt.
Tegenwoordig hebben de meeste auto's minimaal 5 versnellingen vooruit en een achteruit. Maar er zijn ook auto's die 7 versnellingen hebben en een achteruit.
Het doel van de versnellingsbak is het aanpassen van het toerental op de motor aan de verschillende rijomstandigheden. In een lagere versnelling is er meer motorkoppel – toeren – beschikbaar dan in een hogere versnelling. In de tweede versnelling maakt de krukas van de motor meer omwentelingen.