Er worden drie hoofdgroepen onderscheiden: zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden. Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord dat op zichzelf – 'zelfstandig' – de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt.
Er bestaan drie werkwoordsvormen: de persoonsvorm (pv), het infinitief (inf) en het voltooid deelwoord (vdw). Bij de ontleding van een zin begin je met de persoonsvorm. De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet of de zin in het enkelvoud of meervoud zet.
Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden tijd, de tegenwoordige tijd of de toekomende tijd. Dat kan allemaal in één werkwoord, maar er kunnen ook twee of meer werkwoorden voor gebruikt worden.
Er worden drie hoofdgroepen onderscheiden: zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden. Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord dat op zichzelf – 'zelfstandig' – de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt.
Question. Met wat voor werkwoordsvorm heb je te maken? Kies uit persoonsvorm, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en infinitief.
Het Nederlands kent van oudsher twee types werkwoordvervoegingen: het sterke type (lopen, liep, gelopen) en het zwakke type (wandelen, wandelde, gewandeld). Daarnaast hebben een aantal werkwoorden een onregelmatige vervoeging: ze zijn niet van oorsprong sterk, maar ze hebben ook geen regelmatige zwakke vervoeging.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n.
Kijk maar eens naar de volgende zin: 'Ik heb patat gegeten. ' Het hoofdwerkwoord in de zin is 'gegeten'. Het werkwoord 'heb' zegt iets over dat hoofdwerkwoord, waardoor 'heb' het hulpwerkwoord in deze zin is. Aan de hand van dit werkwoord kan je kind zien of een zin in de voltooide of de toekomende tijd staat.
Het infinitief is een werkwoordsvorm die je vaak tegenkomt.
Een andere term voor de infinitief is 'het hele werkwoord'. Het is het werkwoord wat je ook in het woordenboek vindt, zonder enige verandering. Meestal eindigt het daarom op –en, en in sommige uitzonderingen op –n.
hebben , zijn en zullen (hulpwerkwoorden van tijd); worden (hulpwerkwoord van het passief); kunnen , moeten , (be) hoeven, mogen , willen , zullen ; blijken , lijken , schijnen , heten , dunken , voorkomen en toeschijnen (hulpwerkwoorden van modaliteit); doen en laten (hulpwerkwoorden van causaliteit).
Onderstreep het werkwoordelijk deel en zet er de juiste afkorting onder: wwd. Onderstreep het naamwoordelijk deel en zet er de juiste afkorting onder: nwd.
Het wederkerend voornaamwoord (le pronom réfléchi) verwijst naar het onderwerp (sujet) van de zin. Je kunt alles lezen over wederkerende voornaamwoorden in dit duidelijke artikel. Het volgende voorbeeld kun je meenemen in je schema: “Angèle se lave” = Angèle wast zich.
De eerste verdeling die we maken kent 3 verschillende soorten werkwoorden: de persoonsvorm;het voltooid deelwoord;de infinitief of hele werkwoord.
Tener – hebben
Wanneer 'tener' gevolgd wordt door 'que', betekent het 'iets moeten doen', bijvoorbeeld: 'tienes que hacerlo' (dat betekent: 'je moet het doen'). De vervoegingen zijn in elke werkwoordstijd onregelmatig, zoals je hieronder ziet.
Hoe vervoeg je de modale werkwoorden? De modale (hulp)werkwoorden zijn willen, mogen, zullen, moeten en kunnen.
wijs (bn): sapiens.
Ander voorbeeld: Ik zou dat anders gedaan hebben. 'Zou', 'gedaan' en 'hebben' zijn hier de werkwoorden, samen vormen ze het werkwoordelijk gezegde. Het belangrijkste werkwoord is 'gedaan', dat is een zelfstandig werkwoord. 'Zou' en 'hebben' zijn hulpwerkwoorden.