Een dicht achterwiel blijkt op een tijdrit van veertig kilometer maar liefst een voordeel van twee tot drie minuten op te leveren ten opzichte het ouderwetse spaakwiel.
Aerodynamica is de reden dat wielrenners met een dicht achterwiel rijden, zegt Blocken. Met zo'n achterwiel hebben de renners minder last van de luchtweerstand.
Reacties. Bij tijdritten is aerodynamica het belangrijkst (net als bij baanrennen). Je ziet dat alles op de fiets zo is ontworpen dat de lucht er zo min mogelijk vat op krijgt, de wind gaat makkelijker langs een dicht wiel dan langs een wiel met allemaal spaken.
Tijdrit frame
Alles bij elkaar is met aanpassingen ongeveer 75 watt te winnen, dat is natuurlijk enorm veel. Dit komt neer op ongeveer 22-24% minder luchtweerstand en houdt in dat wanneer je met een gewone racefiets 40 km/h kan rijden je met een tijdritfiets tot de 43-44 km/h kan komen.
Wanneer de wind pal op kop blaast, moet je vlak achter de renner voor je zitten. Maar wanneer de wind van de zijkant komt, haal je minder voordeel uit die positie. Wanneer de wind van schuin rechts op kop komt, ga dan links achter de renner voor je zitten. Bij wind van de linkerkant, kies de rechtse zijde.
Het slipstreameffect ligt aan de basis van het wielrennen. Door die factor kun je profiteren van andere renners; wielrennen is een van de weinige sporten waar je moet samenwerken met vrienden én vijanden om te winnen. Door achter elkaar te rijden spaar je energie; door om de beurt op kop te rijden kun je harder gaan.
Een waaier is een techniek uit het wielrennen. Een waaier is de benaming voor de formatie die een groep renners aanneemt als de wind schuin van voren komt om zo de windweerstand zo klein als mogelijk te maken. De techniek bestaat uit het schuin achter elkaar rijden van een aantal renners.
Bij een snelheid van 40 km/h is het aandeel van de rolweerstand in zijn totale vermogen dus 36,5/300 = 12,1%. In de grafiek zien we dat de rolweerstand van Snelle Eddy in de praktijk kan variëren van 10-55 Watt.
Gemiddelde wielrenner: 22-25 kilometer per uur. Tour-renner: 35-38 kilometer per uur.
Een tijdritframe is oncomfortabel stijf, de geometrie is te steil om een hele dag op door te brengen, en de wendbaarheid is (door de geometrie) een stuk minder. Tijdritsturen en volle wielen zijn verboden in wegwedstrijden, en de frames zijn nog een stukje zwaarder meestal (dus zeker niet lichter).
Een vol wiel staat niet alleen heel mooi, het heeft wel degelijk nut. Windtunnel testen hebben aangetoond dat een vol achterwiel de beste aërodynamische resultaten geeft. Bij een snelheid van 45km/h heb je al makkelijk 40Watt minder nodig dan bij een niet-aëro wiel. Een 2e voordeel is het vliegwiel effect.
Zorg dat je 3 minuten voor aanvang wedstrijd aan de start staat. Probeer de tijdrit zo goed mogelijk te verdelen, te hard starten zal er voor zorgen dat je het laatste deel in moet leveren. Start je te langzaam dan haal je de verloren tijd nooit meer in. Verdelen is dus het sleutelwoord.
Tijdens de tijdrit
Het lichaam is in staat om maximaal 90 g koolhydraten in een combinatie van glucose en fructose per uur op te nemen. Dat betekent in de praktijk dat er ongeveer 1 liter isotone sportdrank genomen kan worden per uur.
Door zo licht mogelijk van gewicht en zo gestroomlijnd mogelijk te zijn kunnen wielrenners gemiddeld zo'n 25-30 kilometer per uur fietsen. Je snelheid tijdens het fietsen op een stadsfiets is gemiddeld 17 kilometer per uur.
Denk aan volkorenpasta, quinoa, volkorenrijst, bananen, sinaasappels, ontbijtkoek, zoet beleg en volkorenbrood. Zorg ook voor voldoende eiwitten na het wielrennen. Deze spelen een rol bij opbouw en herstel van je spieren.
Je kan wel een gemiddelde nemen. Een prof is rond de 70 kilo en fietst 30.000 kilometer per jaar. Een gemiddelde amateur is een man van 85 kilo. Hij fietst niet het hele jaar door en als hij rijdt, doet hij dat gemiddeld twee keer per week.
Van een uur 200 watt trappen wordt een goed getrainde fietser lekker moe. En 250 watt trappen is voor een goed getrainde fietser voluit fietsen en net een uur vol te houden.
Tot slot levert de tweevoudig winnaar van De Ronde in de indrukwekkende eindsprint zijn maximale vermogen – niet geheel verrassend – van de hele wedstrijd: 1406 watt. Gedurende de 14 seconden die zijn sprint duurde, trapte hij gemiddeld 1.136 watt.
Om dit wat te kaderen volgend voorbeeld: als een gemiddelde wielertoerist over een rit een gemiddelde heeft van 180 watt, heeft hij een mooie inspanning geleverd. Bij de toprenners in Gent-Wevelgem heb ik gemiddelde waarden gezien die tot 320 à 340 watt gaan.
Minimaal drie voorwaarden moeten vervuld zijn. Een: Er moet een wind waaien van 3 à 4 beaufort. Twee: de renners moeten door een open vlakte rijden waar de wind vrij spel heeft.
Waaiers ontstaan als het peloton op een weg rijdt waar de wind schuin van voren of van achteren staat. Waar renners normaal gesproken recht achter een andere renner kunnen rijden om 'uit de wind te zitten' is dit met wind van de zijkant niet het geval.
“Verreweg de meeste wielrenners hebben een bel op de fiets. Wettelijk is een bel bedoeld om gebruikt te worden als er gevaar dreigt. Dus hetzelfde als de claxon van de auto. Door te bellen worden andere weggebruikers gewaarschuwd voor bijvoorbeeld een inhaler of mogelijk gevaar.
Bij fietstochten in groep wordt er een onderscheid gemaakt tussen groepen tot maximum 50 deelnemers en groepen tot maximum 150 deelnemers. Zij mogen vergezeld worden door twee of meer wegkapiteins. Wegkapiteins waken over het goede verloop van de tocht. Zij zijn niet verplicht om de fietspaden te gebruiken.
Wanneer er geen fietspad is
Is er geen fietspad, dan mogen fietsers op de rijbaan fietsen. Binnen de bebouwde kom mogen ze met twee naast mekaar rijden. Hetzelfde geldt buiten de bebouwde kom, maar dan moeten ze achter elkaar rijden wanneer er achteropkomend verkeer nadert.