Maximaal 2 ml/ toediening !
De WIP1-richtlijnen doen geen uitspraken over de frequentie van het verwisselen van de (vleugel)naald of de kunststof canule bij een subcutaan infuussysteem. Experts adviseren om de naald/canule eens per 7-10 dagen te verwisselen2. Fabrikanten adviseren om eens per 3-4 dagen de canule te verwisselen.
Via het membraan wordt een kleine hoeveelheid medicatie per keer worden toegediend. Neem kennis van de bijsluiter van de toe te dienen medicatie. De canule heeft een zeer kleine dode ruimte (< 0.0075 ml). Dit komt overeen met 0.75 EH insuline 100IU of 0.3 EH insuline 40 IU.
a Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. b Pak met de andere hand de vleugelnaald of de kunstof canule. c Breng de vleugelnaald of de kunststof canule halverwege de huidplooi onder een hoek van 30° - 45° in. d Laat de opgenomen huidplooi los.
Het inbrengen van een vleugelnaald om subcutane infusie toe te passen, behoort tot de voorbehouden handelingen. Je mag deze handeling alleen uitvoeren in opdracht van een arts. Ook dien je als zorgprofessional bevoegd te zijn en over de juiste vaardigheden te beschikken.
Zorg tijdens de handeling voor voldoende licht. Indien een canule is ingebracht, dient deze 3 keer per dag te worden doorgespoeld met 2 ml NaCl 0,9 % en te worden gecontroleerd op subcutaan lopen, flebitis, doorgankelijkheid.
Maximaal 2 ml/ toediening !
5 Subcutane injectie
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Een subcutane canule wordt gebruikt voor subcutane infusie. Het doel is om via het onderhuidse bindweefsel vocht of medicatie toe te dienen. De medicatie wordt vanuit het onderhuidse bindweefsel opgenomen in het bloed, en verder verspreid door het hele lichaam.
Een vleugelnaald wordt gebruikt voor subcutane toepassing of kortdurende intraveneuze toediening in een perifeer bloedvat. Deze vleugelnaalden hebben een actief veiligheidsmechanisme. Bij het verwijderen van de naald moet het mechanisme worden ingedrukt, vervolgens verdwijnt de naald in de huls.
Een vleugelnaald ook wel butterfly genoemd is een roestvrijstalen naald, voorzien van een siliconenlaagje, met een zeer scherpe punt en een uiterst dunne naaldwand. De naald heeft flexibele vleugels, die dienen als handgreep bij het inbrengen en voor makkelijke fixatie van de naald.
20G = 0.9 mm, 22G = 0,7 mm, 23G = 0,6 mm, 25G = 0,5 mm en 26G = 0,45 mm. Disposable injectienaalden hebben diverse lengtes en diktes. De te gebruiken maat is afhankelijk van de injectiemethode (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus), de injectietechniek (bv.
Hoe lang kan de Insuflon blijven zitten? Dat varieert van 3 tot 5 dagen.
De vlindernaald wordt door een arts of verpleegkundige subcutaan ingebracht. Er kan 0,5-2 liter vocht per 24 uur worden toegediend. Lokale of gegeneraliseerde zwelling is de belangrijkste complicatie. Aanpassing van de inloopsnelheid en/of de toedieningsplaats kan dit meestal tegengaan.
3 Spoel de katheter en sluit deze goed af
Functionele problemen kan je vermijden door consequent de poortkatheter pulserend te spoelen met een fysiologische zoutoplossing, en dat voor en na bloedafname en elke intraveneuze toediening.
Thorax, subclaviculaire regio links of rechts van het borstbeen in het gebied tussen sleutelbeen en borst of lager dan de borst (bij ernstig vermagerde patiënten, de naald niet te diep evenwijdig aan de tussenribspieren steken, zodat er geen long aangeprikt kan worden).
Geschikte plaatsen om het infuus in te brengen zijn het dijbeen of de buik. De voorkeur heeft de buikhuid in het gebied 2 cm van de navel verwijderd. De subcutane canule mag niet worden ingebracht in plaatsen met littekenweefsel, bindweefsel, ontstekingsreacties, wratten of moedervlekken.
Als hoeveelheid toe te dienen vocht per hypodermoclyse wordt meestal 500-1500 ml/24 uur aangehouden. Per infusieplaats 0,5 liter tot 1 liter, waarbij een totale hoeveelheid van meer dan 1 liter dus over twee infusieplaatsen verdeeld wordt (bijv. beide bovenbenen).
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Rond de navel moet niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen, waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd altijd 3 vingers afstand rond de navel.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Uitvoeren palliatieve sedatie
Het in slaap brengen gebeurt met behulp van een slaapmiddel (midazolam), meestal in combinatie met een sterke pijnstiller (morfine). Pijn kan veroorzaakt worden door de ziekte, maar ook als gevolg van het stilliggen.
De katheter wordt in het vetweefsel net onder de huid ingebracht met behulp van een metalen naaldje. Dit naaldje wordt na het inbrengen verwijderd. Daarna kan de Insuflon vastgeplakt worden met de bijbehorende pleister. Door het rubber membraam kunnen de insuline injecties gegeven worden.
Bij intracutane injecties vindt de inspuiting plaats in de bovenste huidlaag (de opperhuid of epidermis). Bij de intracutane injectietechniek wordt de naald bijna evenwijdig aan het huidoppervlak ingebracht (maximale hoek van de naald met de schuine kant van de punt naar boven.