De dorsgluteale plaats bevindt zich dan in de boven/ buitenzijde van de
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Een andere geschikte spier om in te injecteren is de m. vastus lateralis. Deze ligt aan de buitenkant van het bovenbeen. Je injecteert dan in het middelste gedeelte aan de buitenzijde van het bovenbeen.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Inbrengen tot ongeveer 6mm in de vene. Controleer of de naald goed in het bloedvat zit. Maak de stuwband los en spuit de injectievloeistof in.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Bij injecties wordt vaak de B12 in een spier geïnjecteerd, meestal de bilspier door zijn grote oppervlakte, waarbij de B12 langzaam het lichaam inlekt.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden. Dit gebeurt als gevolg van een verminderde doorbloeding door het samenknijpen van oppervlakkige bloedvaatjes.
De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit).
Geschikte injectiegebieden zijn: de buiten/bovenkant van resp. de bovenarm (musculus deltoïdeus), het middelste deel van het bovenbeen (musculus lateralis) en de bil (musculus glutaeus). Het intramusculair inspuiten van een relatief grote hoeveelheid vloeistof (meer dan 5 ml) op één plaats kan pijnlijk zijn.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Het is belangrijk om regelmatig van injectieplaats te veranderen. Langdurig op een zelfde plaats spuiten, kan lipodystrofie veroorzaken. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de beste manier om normaal weefsel te behouden, het op de juiste manier en consequent roteren van injectieplaatsen is.
De injecties worden subcutaan toegediend, dat wil zeggen in het onderhuidse weefsel. Het medicijn wordt vanuit dit weefsel in het bloed opgenomen. U kunt makkelijk zelf leren te injecteren. De meeste patiënten ervaren het zichzelf injecteren als een eenvoudige handeling.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
Een ander voordeel van injecteren zonder huidplooi is dat je recht in de huid mag injecteren. Bij een huidplooi moet je de naald onder een hoek van 45 graden houden bij het injecteren. Dit is dus schuin in de huid. Dit is bij injecteren in de platte huid meestal niet nodig.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Een prik in de bil met corticosteroïden werkt goed tegen de pijn bij heupartrose. Dat is fijn voor de patiënt én goedkoper. Tot die conclusie komt orthopeed in opleiding Desirée Dorleijn. Onlangs promoveerde zij op een studie waarbij zij het effect van de bilprik onderzocht.
Voor een intramusculaire injectie worden bij voorkeur naalden van een lengte van 25 mm (1 inch) gebruikt. Onderzoek laat zien dat bij gebruik van kortere naalden de injectie vaak niet intramusculair terecht komt. Voor subcutane injecties zijn naalden met een lengte van 16 mm (5/8-inch) het meest geschikt.