Verder worden een gedesorganiseerde of verstoorde gehechtheidsrelatie en een hechtingsstoornis (zowel RAD als DSED) als problematisch beschouwd. Ongeveer 15 procent van alle kinderen tussen 1 en 12 jaar oud heeft een gedesorganiseerde/verstoorde gehechtheidsrelatie.
Een hechtingsstoornis kan verdwijnen als het kind in een stabiele gezinssituatie komt waar het zich veilig kan hechten aan emotioneel beschikbare opvoeders. Uit onderzoek blijkt dat voor kinderen met een hechtingsstoornis een veilige en stabiele plek in een gezin positief werkt.
Welke leeftijd is hechting belangrijk? Het hechtingsproces is al vanaf het het eerste levensjaar al belangrijk. De eerste relaties waarbij een kind bewust is van een persoon en diegene herkent, komt al voor tussen de 6 en 12 maanden.
Oorzaken van hechtingsstoornissen
Hechtingsstoornissen komen vooral voor na ernstige verwaarlozing, misbruik of mishandeling, of wanneer een kind veel verschillende opvoeders of verzorgers heeft gehad. Het kind moest overleven in een ongebruikelijke omgeving en heeft als reactie hierop een stoornis ontwikkeld.
Kinderen met hechtingsproblemen hebben weinig vertrouwen in zichzelf en in anderen. Ze vinden het moeilijk zich kwetsbaar op te stellen. Ze kunnen niet geloven dat ze op andere mensen kunnen rekenen. Hechtingsproblemen kun je oplossen.
Een reactieve hechtingsstoornis kenmerkt zich door moeilijkheden in de sociale interactie die niet veroorzaakt worden door een algemene ontwikkelingsstoornis. Een kind met een reactieve hechtingsstoornis is bijvoorbeeld geremd of emotioneel teruggetrokken naar zijn of haar ouders of verzorgers.
Wat zijn hechtingsproblemen? Bij hechtingsproblemen vind je het moeilijk om een band op te bouwen met je ouders of andere belangrijke volwassenen. Dan voel je je daar niet veilig bij. Daardoor vind je het moeilijk om veel van jezelf te laten zien en heb je het idee dat je niet op andere mensen kunt rekenen.
Door middel van hun gedrag zorgen ze ervoor dat de ouder of opvoeder reageert; de zogenoemde hechtingssignalen. Denk hierbij aan lachen, huilen, het volgen met de ogen, naar iemand reiken en brabbelen. Het gaat hier echter niet om eenrichtingsverkeer, de opvoeder reageert door terug te lachen, te praten.
Gehechtheidsrelaties kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën: veilig, onveilig vermijdend, onveilig ambivalent en gedesorganiseerd.
Percentage kinderen en jongeren met hechtingsproblemen
Hieruit blijkt dat tussen de 60 en 70 procent van alle gezonde, thuiswonende kinderen in de leeftijd van 1 tot 12 jaar, een veilige gehechtheidsrelatie heeft met hun ouders. Tussen de 30 en 40 procent van alle gezonde, thuiswonende kinderen is onveilig gehecht.
Een onveilige gehechtheidsrelatie is een risicofactor in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Naar binnen gerichte problemen zoals angst en depressie komen iets vaker voor bij kinderen en jongeren met een onveilig-vermijdende gehechtheidsrelatie.
Als je onveilig gehecht bent, mis je vaak een soort basisvertrouwen. Je hebt nooit geleerd dat je iemand bent die liefde en aandacht verdient. Daardoor ontstaat veel onzekerheid op verschillende vlakken. De voornaamste is binnen relaties, maar het kan zich ook uiten in onzekerheid op je werk of in vriendschap.
Het is goed om te weten dat iemand een hechtingsstoornis heeft als begeleider. Dit kan je helpen door negatief gedrag van de ander niet persoonlijk aan te trekken, maar het in de context van de stoornis te plaatsen. Het is een kind eigenschap van de ander. Dit helpt in de begeleiding.
Ook als veilig gehechte volwassene kun je op latere leeftijd hechtingsproblemen ontwikkelen. Bijvoorbeeld na een moeilijke relatie of traumatische gebeurtenis in je leven.
Vermijdende hechting
Wie vermijdend gehecht is, ervaart intimiteit als het verlies van zijn onafhankelijkheid en gaat nabijheid zo veel mogelijk uit de weg. Ben je vermijdend gehecht dan laat je de ander, ook in een liefdesrelatie, nooit echt dichtbij komen.
Angstige en vermijdend gehechte mensen trekken elkaar aan. Je herkent onbewust in de houding van de ander iets van vroeger – vaak is dat de houding van een vader of moeder naar jou -, iets wat vertrouwd is ook al was het misschien niet (geheel) veilig.
Je onveilig voelen is de reden dat je lichaam stresshormonen maakt. Deze stresshormonen zorgen dus dat de verbinding tussen je linker- en rechterhersenhelft blokkeert. De tegenhanger is om je weer veilig te gaan voelen. Leer in welke situaties je onveiligheid ervaart en wat je dan nodig hebt.
Als de baby de moeder niet kan bereiken, ontstaan er spanningen van angst en paniek bij de baby.Dit kan resulteren in traumatisering in de liefde en het ontstaat een hechtingstrauma. Binnen een veilige hechting spiegelt de moeder precies aan haar baby wat hij voelt.
Angstig. Je bent graag heel dicht bij je liefdespartners en beschikt over het vermogen tot vergaande intimiteit. Je bent echter wel vaak bang dat je partner niet dezelfde mate van nabijheid wenst als jij graag van hem of haar zou willen. Relaties slokken een groot deel van je emotionele energie op.
De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt ook als een vroege hechtingsstoornis beschreven. Het is goed denkbaar dat het verstoorde hechtingsgedrag dat deze mensen als kind vaak vertonen, ervoor zorgt dat hun ouders zich ook minder aan hén hechten.
Als je veilig gehecht bent, zal je authentiek zijn, ben je niet bang voor intimiteit, en vertrouw je op de ander en op jullie relatie. Ben je onveilig gehecht, dan is dat voor jou allemaal niet zo vanzelfsprekend. Je kunt het dan in de relatie echt moeilijk met jezelf hebben.
Hechtingsstijlen zijn tamelijk goed veranderbaar, en ze veranderen vooral de goede kant op, zo blijkt uit onderzoek. Ongeveer 30 procent van de mensen slaagt er in de loop van het leven in om een veiligere hechting aan te gaan. Mensen die als kind al veilig gehecht waren, verliezen die basis meestal niet.
Voor mensen met een angstige hechtingsstijl is het belangrijk om (opnieuw) te leren om bewust te worden van onze eigen emotionele behoeften en hoe we deze vervolgens op een gezonde en liefdevolle manier kunnen communiceren. Iets wat hierbij helpt is het vergroten van ons lichaamsbewustzijn.