De VOC was verdeeld in verschillende 'Kamers', te weten de Kamer van Amsterdam, Zeeland (Middelburg), Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Deze Kamers hadden eigen bewindhebbers, werven en pakhuizen.
Gedurende de bijna twee eeuwen van haar bestaan rustte de VOC 4721 keer een schip uit voor de vaart naar Azië, bijna 1700 in de zeventiende en meer dan 3000 in de achttiende eeuw. In totaal kwamen 3356 retourschepen terug. Op het toppunt van haar macht had de VOC zo'n 25.000 werknemers in Azië in dienst.
De VOC was in 1637 op de beurs 78 miljoen gulden waard.Als je dat omrekent naar nu, dan zou dat 7,9 biljoen dollar zijn, zo'n 6,7 biljoen euro. Daarbij is gerekend met een inflatie van iets meer dan 3 procent per jaar. De VOC was verreweg het grootste beursgenoteerde bedrijf dat ooit heeft bestaan.
De kaap. De reis naar Indië duurde ongeveer acht maanden. Het was voor de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie dan ook noodzakelijk om onderweg verversingen in te slaan. Er moest nieuw drinkwater, eten en hout worden ingeslagen om verder te kunnen reizen.
Nederlands Oost-Indië
Vanaf 1602 krijgt de VOC er steeds meer invloed. Op het eiland Java bouwen ze een nieuwe hoofdstad: Batavia. Op de Indonesische eilanden worden kostbare kruiden (zoals peper, nootmuskaat, kruidnagels en kaneel) geoogst, die in Nederland voor veel geld kunnen worden verkocht.
Jan Pieterszoon Coen Gouverneur-Generaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) Jan Pieterszoon Coen werd geboren in Hoorn op 8 januari 1587.
Minder concurrentie
Het bestuur van Nederland vond de concurrentie niet goed voor de handel. Daarom dwongen de raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt en stadhouder Prins Maurits de kooplieden om samen te werken. Voor deze samenwerking werd op 20 maart 1602 de VOC - de Verenigde Oost-Indische Compagnie - opgericht.
De genadeklap voor de VOC was de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1784). De Engelsen wisten het Nederlandse handelsverkeer tussen Europa en Azië stil te leggen en namen veel Nederlandse factorijen in. Omdat hierdoor geen producten aankwamen in Nederland liepen de schulden van het bedrijf hoog op.
De Vereenigde Oostindische Compagnie of in moderne spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie (afgekort als VOC ) was een Nederlands bedrijf dat op zijn hoogtepunt was in de Gouden Eeuw. Nederland heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit bedrijf mocht toen als enige handel voeren met Oost-Indië.
Na een tocht van honderden dagen was geen enkele sterke matroos meer de man die hij was toen hij aan boord kwam. Uitputting, ondervoeding en slaapgebrek waren het recept voor aftakeling.Het voedsel aan boord van VOC-schepen, was eenzijdig en had een groot gebrek aan vitamines en voedingswaardes.
De gemiddelde bouwtijd van een spiegelretourschip op de werven van de VOC was 5 tot 8 maanden, de bouwkosten bedroegen zo'n f 90.000 - f 110.000. Hun laadvermogen was over twee eeuwen gemiddeld 800 ton. Een schip ging ongeveer 15 jaar mee.
Door handel gedreven. De Amsterdam is een spiegelretourschip. Dit type schip was het belangrijkste en grootste type goederenschip van de VOC; de Vereenigde Oost-Indische Compagnie.
Eén van de bekendste VOC-schepen uit de roemrijke 17e eeuw is zonder twijfel de Batavia. Dit Nederlandse pronkstuk werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd.
VOC-werf op Oostenburg
Ongeveer de helft van tussen 1602 en 1799 gebouwde VOC-schepen (gerekend in tonnage) werd in Amsterdam op stapel gezet. De bouw van een Retourschip duurde anderhalf jaar. Jaarlijks werden in Amsterdam drie van zulke schepen gebouwd.
De onderneming dreef handel met verschillende Aziatische landen als Oost-Indië (Zuid- en Zuidoost-Azië), Ceylon (Sri Lanka) en verhandelde de meest uiteenlopende producten, zoals specerijen, textiel, koffie en porselein.
De handel. De handel van de VOC bestond vooral uit peper en andere specerijen. Deze kruiden, zoals kruidnagel, nootmuskaat en kaneel, werden in Europa niet alleen gebruikt voor in het eten, maar ook om medicijnen mee te maken. Later werden ook koffie en thee belangrijke handelswaar.
De economische ontwikkeling van de stad was nog niet erg ver gevorderd. Men leefde voornamelijk van de visserij, vooral van haring, en van de bierbrouwerij. Pas nadat Amsterdam in de vijftiende eeuw deel werd van het Bourgondische rijk van Filips de Goede, was er een opleving.
Zo werd Nederland steenrijk van de gigantische Indonesische kolonie. 350 jaar lang buitten Nederlanders mensen uit in Indonesië.
De Vereenigde Oostindische Compagnie of in hedendaagse spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie, afgekort tot VOC (1602-1800), was een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een door de Staten-Generaal verleend monopolie op de overzeese handel tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het gebied ...
De VOC krijgt in 1600 de specerijenhandel in handen en verovert Indië. Maar na 200 jaar winstgevend te zijn, komt er in 1800 een einde aan de VOC.
De VOC mocht uit naam van de Staten Generaal forten bouwen, oorlog voeren en verdragen sluiten. De Compagnie moest, behalve handel drijven, zoveel mogelijk schade toebrengen aan de Portugese en Spaanse belangen in Azië.
De VOC handelde in Azië en had daar het handelsmonopolie, dat wil zeggen dat het het enige bedrijf (in de Republiek) was dat in Azië mocht handelen. De VOC deed vooral aan handel in specerijen. De WIC is de West-Indische Compagnie. De WIC had het handelsmonopolie in Amerika en deed aan slavenhandel en driehoekshandel.
De Portugezen waren de eerste Europeanen in Indonesië, zij kwamen hier vanaf omstreeks 1512. Vroeg in de 17de eeuw waren de Engelsen de directe rivalen van de Nederlanders in de exploitatie van Oost-Indië. De twee zeemachten hadden zelfs posten naast elkaar in Banten, Makassar, Jakarta en Ambon.
De WIC verdiende geld met: Goederenhandel (onder meer textiel, geweren, buskruit, alcohol, ijzeren staven, goud, ivoor, suiker, koffie en cacao) Kaapvaart (wettelijk toegestane piraterij) Slavenhandel (mensen kopen in Afrika en verkopen in West-Indië)