Stuiver = 1) Geldstuk 2) Hollandse munt 3) Mannelijke plant van een tweehuizige windbestuiver 4) Medaille 5) Munt 6) Muntje 7) Muntstuk 8) Nederlandse munt 9) Oud wisselgeld 10) Oude koperen munt 11) Oude munt 12) Oude nederlandse munt...
Een stuiver is een voormalig Nederlands muntstuk met een waarde van 1/20 gulden. Deze waardeverhouding bestaat sinds de invoering van de carolusgulden en de stuiver door Keizer Karel V in 1521. De oudste bekende vermelding van de stuiver als muntstuk dateert echter van 1404.
De stuiver werd verdeeld in 8 duiten. De onderverdeling van de gulden in 20 stuivers was gebaseerd op de waarde van de gouden carolusgulden die in 1521 was ingevoerd. In 1544 werd er voor het eerst een zilveren carolusgulden geslagen.
De stuiver was een munt met de waarde van vijf centen. Aan stuivertje wisselen deden in principe daarom vijf mensen mee.
Een stuiver was twee groten waard of zestien penningen. Vanuit Vlaanderen drongen kleine muntjes in onze contreien door. Dat waren zoge- noemde mijten, met een waarde van 1/24 Vlaamse groot. Een stuiver was dus ook gelijk aan 48 mijten.
De prijs van een vijf cent 1948 van Wilhelmina is afhankelijk van de kwaliteit van de munt deze is te herkennen aan de hoeveelheid slijtage door gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van de 5 cent 1948 Wilhelmina wordt bepaald op kwaliteit.
Bij resolutie van de Staten-Generaal van 1614 werd een stuiver van 0,865 g a 0,566 = 0,490 g fijn ingevoerd (in 1619 gewijzigd in 1,31 ga 0,333 = 0,436 g fijn).
Een dubbeltje is een klein voormalig Nederlands geldstuk, een munt, oorspronkelijk van zilver, met een waarde van een tiende gulden. Het muntstuk van 10 eurocent wordt ook wel een dubbeltje genoemd.
Kwartje was de populaire naam van het Nederlandse vijfentwintigcentsstuk, een munt in het muntstelsel uit het koninkrijk. De naam is afkomstig van zijn waarde van een kwart gulden, al heeft de waardeaanduiding altijd 25 cent geluid.
De duit was vóór de invoering van het decimale stelsel het muntje met de laagste waarde in de Nederlanden. Acht duiten waren een stuiver waard, dus gingen er 20 maal 8 = 160 duiten in één gulden.
Wat waren deze munten waard? Rond 1625 kon men voor een duit een appel of een ei kopen, voor 2 stuivers kocht men een gekleurde aardewerken schaal of een pond kaas en voor een paar schoenen betaalde men 28 stuivers.
Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf. Dat is 10 euro waard.
De muntjes van 1, 2 en 5 cent zijn roodkleurig, gemaakt van staal met een laagje koper. De 10, 20 en 50 cent muntjes zijn gemaakt van koper, aluminium, zink en tin en zijn geelkleurig.
Kostprijs 1 en 2 centjes
Oud staal is ongeveer 0,2 € waard per kilogram. Oud koper is veel meer waard met 4,45 € per kilogram. Een kilogram kleingeld bestaat dus voor 950 gram uit staal en 50 gram uit koper. Die zijn respectievelijk 0,19 en 0,2225 euro waard.
Vijf eurocent is één honderste deel van €5,00 dus, €5,00 : 100 = €0,05.
Muntjes van 1 en 2 cent blijven een wettelijk betaalmiddel. Ze worden niet buiten omloop gesteld en verliezen hun waarde niet. Ze kunnen nog altijd gebruikt worden. U hoeft ze dus niet terug te brengen naar de bank.