Dus als je 1 dl moet meten, is dat 100 ml.
1 dl is 100 ml, dus 2 dl is 200 ml.
1 glas (150 ml) magere of halfvolle melk bevat evenveel calcium als: 1 glas karnemelk (150 ml) 1 glas ayran (150 ml)
Mark: 1 deciliter is 100 mililiter.
Liter naar milliliter
Als je het aantal liter vermenigvuldigt met 1000, krijg je het aantal milliliters. Een milliliter (ml) is een inhoudsmaat en 1 ml is één duizendste van een liter.
Vermenigvuldig het aantal ml melk met 1,03 voor de massa in grammen. Dit is voor volle melk, afgeroomde melk ligt dichter bij de 1.035, maar dit verschil is niet significant genoeg voor de meeste recepten. Boter, vermenigvuldigen met 0,911. Heb je geen rekenmachine, dan is 0,9 nauwkeurig genoeg voor de meeste recepten.
Antwoord. Als die 100 gram geheel uit vocht bestaat en dat vocht is dan water dan komt 100 gram water over een met 100 ml. 1 liter water komt overeen met 1 kilogram. 100 gram komt overeen met 0,1 liter en dat is 1 dl en dat is dan 10 cl en dus 100 ml.
ml naar gram omrekenen
In veel recepten wordt de hoeveelheid vocht uitgedrukt in ml, milliliter, een duizendste liter. Eén liter water (of melk) weegt 1000 gram. Dus 1 ml = 1 gram. Staat in een recept bijvoorbeeld 360 ml water, dan moet je dus 360 gram water afwegen.
In Nederland is 1 kopje in principe 150 ml. Soms wordt de Amerikaanse 'cup' gebruikt en dat staat gelijk aan 240 ml. Voeg vocht altijd voorzichtig en in kleine beetjes toe aan recepten en kijk hoe de substantie uitpakt.
De meest klassieke kan kiezen voor een normaal glas water, dus het zal ongeveer 200 – 250 ml bevatten. Aan de andere kant, degenen die kiezen voor een beker ontbijt, zal ongeveer 250 ml inhoud hebben.
1 eetlepel = 1 el = 15 ml.
Om van het aantal liter naar het aantal centiliter te gaan, moet je x 100 doen. Om van het aantal liter naar het aantal milliliter te gaan, moet je x 1.000 doen.
Heb je geen maatbeker bij de hand, dan kun je ook lepels en kopjes gebruiken. een kopje 1,5 dl. De hoeveelheid vloeistof in een kopje is altijd gelijk.
200 mL weegt 200·1,04 gram.
Zo wordt melk niet per liter, maar per kilo afgerekend. Dit komt omdat er in een liter melk méér zit dan in een liter water. 1 liter melk weegt 1,032 kilo (een liter water weegt 1 kilo).
– Weten dat 1% van een oplossing overeenkomt met een gewichthoeveelheid in een volume (10 mg in 1 ml of 1 g in 100 ml). – Met verhoudingen kunnen rekenen (van 10 naar 750 of van 1000 naar 750).
Als je het over water hebt dan is 1000 gram = 1000 ml. Dus 1 ml water = 1 gram water.
De dichtheid van volle melk is 1,030 kilogram per liter en de dichtheid van magere melk is 1,035 kilogram per liter. Het verschil tussen een liter volle en magere melk is dus 5 gram.
Tegenwoordig is 1 cc weer gelijk aan 1 ml. Dit volgt eigenlijk uit de definitie van de huidige liter als dm^3. Een duizendste liter (ml) is precies gelijk een cc (cm^3) aangezien dm/cm=10 dus dm^3/cm^3=10^3=1000.
Leg uit dat je de inhoud berekent door de lengte te vermenigvuldigen met de breedte en de hoogte. Bij het voorbeeld van het pak melk zijn de afmetingen gegeven in centimeters, de inhoud is dus ook in kubieke centimeters.