1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 %
Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%. Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%. We zien dat we niet meer met breuken, maar met percentages als 50, 25, 10, dus gehele getallen werken.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Een breuk is een deel van het geheel. Deze breukenkaart laat overzichtelijk zien wat een achtste is. Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Visuele uitleg van de begrippen een derde en een kwart.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
Een procent betekent een honderdste deel. Denk maar aan een euro cent. Dat is ook het honderdste deel van een euro. Je deelt dus het getal door 100 en dan krijg je één procent van dat getal.
1 decimaal is op 1 getal achter de komma, bij twee logischerwijs maar twee getallen.
Van breuk naar procenten
1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 % 1/3 deel = 1/3 × 100 % = 100/3 % = 33 1/3 % 1/2 deel = 1/2 × 100 % = 100/2 % = 50 % 3/4 deel = 3/4 × 100 % = 300/4 % = 75 %
Als je 1/3 door 2 deelt, dan krijg je een stuk dat 6 keer in de hele taart past. 1/3 : 2 is dus 1/6.
Eén hele is verdeeld in 10 gelijke stukken van 0,1. Elk stukje van 0,1 is een tiende en staan op de eerste plek achter de komma. Een tiende kun je ook weer in tien stukjes verdelen. Elk stukje van 0,01 is een honderdste en staan op de tweede plek achter de komma.
Het is gemakkelijk om te berekenen hoeveel procent 5 van 9 is. Laten we 9 instellen op 100%, zodat we een waarde van 1% kunnen krijgen door 9 te delen door 100 en 0.09 te krijgen. De volgende stap is om te berekenen hoeveel procenten in 11: deel 11 door 1% waarde (0.09) en krijg het resultaat 55.56%.
Het procentteken heeft de ASCII-code 37 decimaal (25 hexadecimaal).
In de wiskunde is een percentage een gedeelte van 100. Bijvoorbeeld, voor de verhouding tussen het getal 5 en het getal 20 (berekend als 5 gedeeld door 20) kunnen we zeggen 0,4 of 40%. Het symbool "%", of simpelweg "pct" of "procent" worden vaak gebruikt om percentages aan te duiden.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
Bij het afronden kijk je naar het tweede getal achter de komma en kijk je of deze 5 of hoger is of lager. Bij 5 of hoger rond je het tweede getal achter de komma naar boven af, bij 4 of lager rond je het getal naar beneden af. Zo wordt 5,24 afgerond op één decimaal 5,2 en 5,25 afgerond op één decimaal 5,3.
Je kijkt naar het eerste cijfer dat je niet meer laat staan:
Je rondt naar beneden af. - Is dit cijfer een 5, 6, 7, 8 of 9 dan verhoog je het laatste cijfer dat je laat staan met 1. Je rondt naar boven af.
Vuistregels. Als je wilt afronden op n decimalen, moet je kijken naar het eerstvolgende decimaal (n + 1). Als dit getal een 4 of lager is, rond je af naar beneden. Als dit getal een 5 of hoger is, rond je af naar boven.
Een percentage van een getal berekenen is heel eenvoudig. Je rekent eerst 1 procent uit van het getal. Je doet dit door het getal te delen door 100. Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
In ons voorbeeld is dit 8 (de helft van 16). In our example, half of 16 is 8.