In de lasruimte mogen maximaal 2 lasdoppen of lasklemmen met in elk 4 draden, dan wel 3 lasdoppen of- klemmen met in elk ten hoogste 3 draden worden aangebracht.
Je mag maximaal 2 dozen doorlassen. Het maakt geen verschil of je ze met doppen oplast of op de klemmen doorlast.
Een lasdoos is een ronde of vierkante doos met een deksel die met twee boutjes wordt vastgezet. De doos is gemaakt van kunsstof en bevat openingen waarop installatiebuizen met een diameter van 16 mm kunnen worden aangesloten.
Een inbouwdoos wordt gebruikt in een steense muur en heeft een diameter van 76mm en een diepte van 40 of 50mm. Een hollewandinbouwdoos wordt gebruikt in een holle wand zoals een gipswandje met een holle ruimte daar achter.
Een lasdoos wordt doorgaans gebruikt voor opbouw; de dozen worden meestal aan plafonds of op muren geplaatst. Wilt u elektra gaan inbouwen? Dan kunt u een lasdoos gebruiken; dit is echter niet erg gebruikelijk.
Houd rekening met dat maar vijf draden onder één lasdop mogen zitten. Hierdoor maken alle draden contact met de lasdop. Indien meer dan vijf draden met elkaar verbonden dienen te worden dan dient de las gesplitst te worden. Bekijk hier lasdoppen voor het verbinden van elektriciteitsdraden.
In de centraaldoos bevinden zich de elektra-draden. Voor een lamp is dit meestal een zwarte schakeldraad en een blauwe nuldraad, soms zit er ook een aardecontact aan de lamp, dan heeft u ook de geel/groene draad nodig. In het afdekkapje van de centraaldoos zit vaak een trekontlaster.
Verbind binnen de elektriciteitsdraden van de installatiekabel aan de elektriciteitsdraden in de lasdoos middels kroonsteentjes, lasdoppen of lasklemmen. Verbind hierbij dezelfde kleur draden aan elkaar. Zorg ervoor dat de blauwe, bruine en geel/groene draden met elkaar worden verbonden.
Gebruik in de tuin alleen speciale spatwaterdichte buitenstopcontacten en schakelaars. Leg vanaf de lasdoos een XMVK-kabel naar het buitenstopcontact met de schakelaar.
In een stijve buis van 16mm mogen 5 draden van 1,5mm2 of 4 draden van 2,5mm2. Een flexibele buis mag 4 draden van 1,5mm2 of 3 draden van 2,5mm2 bevatten. In een buis van 19mm mogen 5 draden van 2,5mm2, ongeacht de soort.
Er is geen verplichting tot gebruik van een centraaldoos systeem. In oudere woningen zit vaak een hoofdleiding systeem. Je mag maken wat je wilt. Zolang het systeem maar voldoet aan de nen1010.
Afhankelijk van het aantal eindgroepen (in de meterkast): bij 3 eindgroepen mag je in eerste aanleg 15 aansluitpunten hebben en dat mag uitgebreid worden naar 18 aansluitpunten i.e. WCD's + schakelaars. Bij 4 of meer groepen is dat 18 en uit te breiden naar 21.
Specialist Elektra
Een wasbehandelings toestel boven de 3000w moet een eigen groep daaronder is dat niet nodig (8.720.2.1.1;8.720.2.1.3 NEN1010). Dat geldt voor elk apparaat boven de 3000 W: eigen groep, daaronder hoeft dat niet het is wel verstandig maar het hoeft niet. 2 groepen in 1 lasdoos is niet toegestaan.
Je mag maximaal 8 contactdozen per kring installeren Voor het aantal contactdozen moet je rekening houden met de meervoudige contactdozen die in dezelfde behuizing gemonteerd zijn, volgens deze verdeling: een sokkel met 2 mechanismen telt voor 1 contactdoos. een sokkel met 3 mechanismen telt voor 1 contactdoos.
Er worden altijd maximaal 10 aansluitpunten per groep aangehouden Menko.
Diepte grondkabel
Een grondkabel moet op een diepte van ongeveer 60 cm worden gelegd. Op die manier legt u uw verbinding veilig weg.
Vanaf het lichtpunt worden ten minste twee draden naar de schakelaar gevoerd. Waar de schakelaar moet komen ziet u bij nieuwbouw een gat in de, meestal afgewerkte, muur waar twee draden uitsteken, een bruine draad (fasedraad of stroomvoerende draad) en een zwarte draad (schakel draad).
De wachtbuizen vertrekken vanaf de aansluitbocht en eindigen onder elkaar aan de rooilijn. Ze worden lood- recht op de rooilijn geplaatst op een minimum diepte van 600 mm (gemeten vanaf de bovenkant van de buis tot het maaiveld).
Elektrische draden verbinden, wordt ook wel lassen genoemd. Er zijn verschillende manieren om elektriciteitsdraden met elkaar te verbinden. Verbind draden bijvoorbeeld met een kroonsteen, lasdop of lasklem.
Draai de veer tegen de aderisolatie. Wanneer de veer niet meer terugdraait bij het terugdraaien van de lasdop, zit de las stevig genoeg vast. Belangrijk om te weten: er mogen slechts vijf draden onder één las mogen.
Geel/groen: Aardedraad dat zorgt voor ontlading en afvoer van spanning. Bruin: Fasedraad (aanvoerdraad van de stroom) Blauw: Nuldraad (afvoerdraad van de stroom) Zwart: Schakeldraad om schakelaars mee te bedienen.
Bruin of zwart maakt niet uit. Ze mogen aan elkaar.
Het gewicht van de lamp mag maximaal 25 kg bedragen. Monteer de bedrading volgens de instructies van de lamp in de kroonklem (2), met indrukken van de lippen (8), draden insteken en weer loslaten.
Schakeldraad. De schakeldraad is zwart van kleur. De schakeldraad komt altijd na een schakelaar en is als het ware een verlengde van de fasedraad die richting het plafond (de lamp) gaat. Op de schakeldraad staat alleen spanning als de schakelaar waar de schakeldraad op aangesloten zit, ook daadwerkelijk aan staat.