Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
De antwoorden van deze drie deelvragen kun je goed gebruiken als aanknopingspunten om de vierde deelvraag te beantwoorden. Als ook deelvraag 4 is beantwoord, kan je eindelijk naar de hoofdvraag!
Het helpt om als richtlijn acht tot twaalf pagina's voor je theoretisch kader aan te houden. Maar met veel theoretische begrippen in je hoofd- en deelvragen zit je eerder op twaalf pagina's. Is je onderzoek qua theorie wat eenvoudiger, dan kan je theoretisch kader toe met 6 tot 8 pagina's.
Lees meer over hoe je schoolexamens meetellen voor je eindexamen. Volgens de slagingseisen moet je op havo- en vwo-niveau minstens een 4 halen voor ieder afzonderlijk deel van het combinatiecijfer, zo ook voor je profielwerkstuk.
Elke deelvraag is één vraag, niet twee vragen in één. Het antwoord op de deelvraag draagt bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag. De deelvragen zijn duidelijk onderscheidend en overlappen niet. De deelvragen zijn afzonderlijk te begrijpen.
Anders maak je het voor jezelf moeilijk en kan de samenhang binnen je PWS ontbreken. Een goede onderzoeksvraag begint vaak met de woorden 'in hoeverre', 'wat', 'hoe', 'waarom' en 'wanneer'. Hierdoor maak je het onderwerp vaak al specifieker. Aan de andere kant moet de onderzoeksvraag ook niet te smal zijn.
Een goed geformuleerde deelvraag voldoet aan dezelfde eisen als een hoofdvraag of probleemstelling. Aanvullende eigenschappen voor goede deelvragen zijn: Ze zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag. Ze beslaan samen hetzelfde, dus niet een groter gebied, als de hoofdvraag.
Het PWS is tussen 3500 en 5500 woorden lang, inclusief bijlages. - Gebruik als lettertype Calibri puntgrootte 11 of 12 met regelafstand 1 of 1,5; dan moet je uitkomen op een werkstuk van 25-30 pagina's (inclusief bijlages). verslag.
Ja. Voor havo en vwo is het profielwerkstuk onderdeel van het combinatiecijfer. Het combinatiecijfer moet een voldoende zijn om te kunnen slagen. Mocht een onvoldoende voor je profielwerkstuk er dus voor zorgen dat je combinatiecijfer onvoldoende is, kun je daardoor zakken.
Maar omdat het profielwerkstuk alleen een schoolexamen betreft, stelt de school zelf vast of het profielwerkstuk op vwo-niveau is afgerond en of het resultaat wordt meegenomen in de beoordeling. Behaalde cijfers tellen mee in de uitslagbepaling voor het vwo-diploma.
Het profielwerkstuk heeft zowel in vwo als havo een omvang van 80 studielasturen die bovenop die van de afzonderlijke vakken komt. De school bepaalt op hoeveel vakken het profielwerkstuk betrekking heeft en welke vorm het dient te hebben.
Dit korte verhaal zou de stimulans kunnen zijn die je aanbiedt aan mensen die zich aanmelden. En het is een ruwe schatting, maar 10.000 woorden kunnen ongeveer 40 pagina's beslaan.
Kun je het PWS herkansen? Vanwege de omvang van 80 uur is het na februari praktisch niet meer mogelijk om in je examenjaar het PWS nog te herkansen.
Baby's met PWS hebben vaak al vroeg in hun leven moeite met eten, gevolgd door een onverzadigbare eetlust die zich ontwikkelt tussen de leeftijd van 2 en 6 jaar. Vanwege deze onverzadigbare eetlust wordt de diagnose bij veel kinderen gesteld op het moment dat ze 6 jaar oud zijn, maar de symptomen bij een baby kunnen ook herkenbaar zijn.
Wat is de 5.5 regel? Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een 5,5 (voldoende) zijn. Dit wordt de 5,5–regel genoemd. Zijn al je eindcijfers dus hoger dan een 6, dan ben je sowieso geslaagd.
(a) Een prestatiewerkverklaring (PWS) kan worden opgesteld door de overheid of voortvloeien uit een doelstellingenverklaring (SOO) die is opgesteld door de overheid, indien de aanbieder de PWS voorstelt.
Gelukkig staat de opbouw min of meer vast: een PWS opent met een inleiding, inhoudsopgave en samenvatting. Daarna behandel in de hoofdstukken je onderzoeksopzet, deelvragen en onderzoeksresultaten. Tenslotte trek je je conclusie(s) in het laatste hoofdstuk. Je sluit af met de literatuurlijst en de bijlagen.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
In de conclusie beantwoord je de onderzoeksvraag op basis van de resultaten van je onderzoek. In de conclusie mag nooit nieuwe informatie gepresenteerd worden. Daarnaast mag je in de conclusie alleen puur observeren en nog niet interpreteren. Het interpreteren van de resultaten komt pas aan bod in de discussie.
je 2 keer een 5 hebt, of één 5 en één 4, en al je andere eindcijfers 6 of hoger zijn. En het gemiddelde van al je eindcijfers ten minste 6,0 is; geen eindcijfer lager is dan een 4. Het combinatiecijfer en de individuele eindcijfers in het combinatiecijfer tellen ook mee voor deze regel.
Je deelvragen beantwoord je (afhankelijk van je onderzoeksmethode) in het theoretisch kader of in de resultatensectie.
De rol van subvragen
Het zijn specifieke, specifieke vragen die u rechtstreeks vanuit uw gegevens kunt beantwoorden .
Een goede onderzoeksvraag is concreet, relevant en goed afgebakend. Het moet duidelijk zijn wat er onderzocht wordt en wat het doel is van het onderzoek. De deelvragen moeten hierbij aansluiten en moeten specifiek genoeg zijn om beantwoord te kunnen worden binnen het onderzoek.