Gedrag wordt veroorzaakt door inwendige en uitwendige factoren. De bereidheid (drang) tot het verrichten van een bepaald gedrag. De motivatie wordt beïnvloed door het 1) hormoonstelsel en het zenuwstelsel 2) Abiotische factoren (temperatuur, daglengte). Voorbeelden: Honger en dorst (voedingsdrang), Voortplantingsdrang.
Gedrag wordt mede bepaald door het endocriene systeem en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een soort organisme hangt samen met de evolutionair bepaalde complexiteit van zijn zenuwstelsel. Organismen met complexe zenuwstelsels hebben een groter vermogen tot leren en daardoor tot gedragsaanpassing.
Gedrag wordt beïnvloed door factoren die met de persoon zelf te maken hebben, waaronder: fysieke factoren - leeftijd, gezondheid, ziekte, pijn, invloed van een middel of medicijn . persoonlijke en emotionele factoren - persoonlijkheid, overtuigingen, verwachtingen, emoties, geestelijke gezondheid .
Gedrag komt voort uit de competenties die mensen hebben. Vandaar de uitdrukking je bent (in)competent om bepaald gedrag te laten zien. Een competentie is de optelsom van aangeboren elementen zoals persoonlijkheid kenmerken en natuurlijke aanleg en aangeleerde elementen zoals kennis en vaardigheden.
Gedrag ontstaat omdat we dat zelf willen, of omdat de buitenomgeving iets van ons verlangd. Dit moment noemen we de aanzet tot gedrag. De aanzet tot gedrag is heel divers en heeft te maken met drijfveren die je hebt of bijvoorbeeld jouw omgeving. Een aantal voorbeelden over de aanzet tot gedrag.
Gedragsoorsprongen komen voort uit ontogenetische processen, zowel gedragsmatig als biologisch . Biologische factoren zijn simpelweg deelnemende factoren in gedragsoorsprongen en geen causale factoren.
Het gedrag van mensen kan door diverse aspecten bepaald worden. Bijvoorbeeld door de sociale omgeving, het zelfbeeld van iemand, emotie(s), kennis over een onderwerp, een automatische reactie, houding en/of de weerstand die iemand ervaart.
Gedrag wordt volgens Theo Poiesz bepaald door drie factoren, namelijk motivatie, gelegenheid en capaciteit. Motivatie is de mate waarin de persoon een doel wenst te bereiken, of interesse heeft voor specifiek gedrag.
Aangeboren gedrag wordt bepaald door genetische en biologische factoren. Iedereen wordt geboren met een bepaalde persoonlijkheid of neiging, die invloed heeft op hoe we reageren op onze omgeving. Denk aan temperament, emotionele reacties en basale gedragsvoorkeuren.
Gedrag komt voort uit wat we denken, voelen, willen, kunnen, vinden… Gedrag is er altijd, het is het enige middel dat we hebben om onze drijfveren en doelen te verwezenlijken. Gedrag is alles wat mensen doen of juist niet doen.
Aristoteles gaf een duidelijke specificatie van dit soort verklaringen, die hij efficiënte oorzaken (triggers), formele oorzaken (modellen), materiële oorzaken (substraten of mechanismen) en doeloorzaken (functies) noemde.
Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Groepen van samenhangende handelingen. Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. De handelingen in een gedragssysteem hebben meestal een gemeenschappelijk doel en volgen elkaar vaak op in een vaste volgorde .
Het kan worden beïnvloed door een veelheid aan factoren, zoals genetica, omgeving, leren, sociale interacties en fysiologische processen . Door de verschillende soorten gedrag te begrijpen, kunnen onderzoekers gedrag vanuit verschillende perspectieven onderzoeken en analyseren.
Omgevingsprikkels kunnen gedrag beïnvloeden door emoties op te roepen. Emoties spelen tevens een rol in (wederkerig) altruïsme. Ze zorgen ervoor dat het menselijke gedrag vaak het eigenbelang overstijgt. Het op het juiste moment oproepen van bepaalde emoties, kan daarmee bijdragen aan prosociaal gedrag.
Gedragsproblemen zijn niet aangeboren, maar worden veroorzaakt door de omstandigheden. Mogelijke oorzaken voor gedragsproblemen zijn een niet-stabiele opvoeding of het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen zoals geweld of seksueel misbruik. Gedragsproblemen kunnen voorkomen bij kinderen en bij volwassenen.
Veel van ons gedrag doen we automatisch, zonder dat we daar bewust voor kiezen. Denk aan bewegen of eten. Mensen handelen dan uit een reflex (een kassakoopje meenemen) of gewoonte (na elke lunch op het werk een ommetje maken).
In tegenstelling hiermee zijn instincten aangeboren gedragingen die worden geactiveerd door een breder scala aan gebeurtenissen, zoals veroudering en de verandering van seizoenen. Het zijn complexere gedragspatronen, die de beweging van het organisme als geheel omvatten (bijv. seksuele activiteit en migratie) en hogere hersencentra betrekken.
De verschillende gedragsstijlen zijn: Daadkrachtig, Interactief, Stabiel en Consciëntieus. Deze gedragsstijlen geven aan wat jouw voorkeur is. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat het gedrag dat wij vertonen, afhankelijk is van de context waarin we zijn.
Verreweg de meeste aangeboren eigenschappen maken ons als persoon niet uniek. Denk maar aan de mogelijkheid om te leren lopen, je handen te gebruiken, te communiceren door taal. Al dit soort eigenschappen zijn aangeboren en maken dat we een mens zijn.
Mensen laten zich in hun gedrag vaak/ook leiden door hun omgeving.Wat anderen vinden en doen, heeft grote invloed op wat ze zelf doen. Er zitten verschillen tussen wat de sociale omgeving werkelijk doet en zegt (objectieve norm) en wat iemand dénkt dat de sociale omgeving vindt en doet (subjectieve norm).
Omgevingsfactoren
Bijvoorbeeld, genetische factoren kunnen de gevoeligheid voor bepaalde omgevingsinvloeden beïnvloeden, en psychologische factoren kunnen de manier waarop een individu reageert op sociale druk beïnvloeden.
Gedrag verklaren
Er zijn drie factoren die de intentie beïnvloeden: de eigen opvattingen (attitude); opvattingen van anderen (subjectieve normen) en het vertrouwen dat iemand heeft om het gedrag uit te kunnen voeren (eigen effectiviteit).
In het model worden drie factoren genoemd die bij elk gedrag een rol spelen: capaciteit, omgeving en motivatie. Deze drie factoren interacteren voortdurend met elkaar en bepalen of je een bepaald gedrag wel of niet uitvoert. * Opportunity betekent gelegenheid. Hier vertalen we het als omgeving.
Je hersenen regelen je gedrag en persoonlijkheid. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan je gedrag veranderen. Wat dit precies betekent, is voor iedereen anders: de een doet bijvoorbeeld veel minder dan eerst, terwijl een ander plotseling allerlei dingen doet zonder erover na te denken.
Cultuur en milieu
Menselijk gedrag onderscheidt zich van het gedrag van andere dieren doordat het sterk beïnvloed wordt door cultuur en taal . Sociaal leren stelt mensen in staat om nieuw gedrag te ontwikkelen door het voorbeeld van anderen te volgen. Cultuur is ook de leidende invloed die sociale normen definieert.