Paleontologen houden zich bezig met opgravingen. Als ze fossielen vinden dan graven zij deze voorzichtig uit met speciale gereedschappen.Ze gebruiken pikhouwelen, hammers, schoppen en borstels. Ze moeten tijdens hun werk erg goed opletten dat zij de fossielen niet beschadigen.
Wanneer een organisme sterft en begraven wordt door sedimenten, bestaat er een kans dat het bewaard kan blijven als fossiel. In veruit de meeste gevallen gebeurt dit niet, en vallen de resten ten prooi aan natuurlijke opruimers (zoals aaseters) en rottingsprocessen.
Fossielen zijn versteende resten van dieren of planten. Dit kan een afdruk zijn zoals een soort stempel in een steen. Een tweede manier waarop fossielen kunnen ontstaan is dat het versteent. Bij een bot krijg je dan een fossiel dat precies dezelfde vorm heeft als het bot zoals het ooit was.
1. Afdrukken van dieren of planten in steen, zoals pootafdrukken of de afdruk van een blad. 2. Versteende planten of dieren.
"De schatting van de ouderdom van de fossielen is gebaseerd op twee technieken die allebei zijn gebaseerd op de aardlagen waar die vondsten gedaan zijn. Die lagen zijn licht radioactief. Als je daar de jaarlijkse radioactieve dosis van vaststelt dan kun je op hun ouderdom uitkomen. De datering is zeer solide."
De oudste algemeen erkende fossielen zijn die uit de Strelley Pool in de regio Pilbara in West-Australië. Het zijn stromatolieten: afzettingsgesteente dat ontstaat doordat micro-organismen sedimenten invangen en vasthouden. Deze fossielen zijn 3,4 miljard jaar oud.
Fossilisatie is het geheel van processen waardoor planten, dieren of zelfs eencellige organismen geheel of gedeeltelijk na hun dood bewaard blijven, meestal doordat het organisme wordt opgesloten in een sediment. Gewoonlijk gaan de weke delen van het organisme verloren.
In gefossiliseerde botten dringt het element fluor (dat in minutieus kleine waterdruppels zit) in de calciumfosfaat-kristallen van het fossiele bot; zo raakt het bot beter bestand tegen erosie. Dit proces van veranderen van fossielen, waarbij ze steenhard worden, heet verstenen.
er worden weinig fossielen van wormen gevonden omdat zij geen harde delen hebben en dus vergaan.
Fossielen zijn versteende dieren of planten. Soms vinden we hele skeletten terug. Maar het kunnen ook sporen van dieren of planten zijn, zoals pootafdrukken, eieren, drollen en schelpen. De overblijfselen zijn na al die jaren versteend of in steen bewaard gebleven.
Zandsteen is eigenlijk het afbraakproduct van oude gebergten en bestaat dus vooral uit harde en duurzame mineralen die bestand zijn tegen verwering en erosie. Ten slotte kunnen we in zandsteen regelmatig sporen van leven terugvinden.
De tot oktober 2010 oudst bekende fossielen van landplanten Cooksonia (gevonden in Ierland en Schotland) zijn gedateerd op ongeveer 425 miljoen jaar (Midden Siluur tot het Vroeg-Devoon) het waren kleine planten die op zeewier leken; het waren sporenplanten.
het beroep paleontoloog (onderzoeken/publiceren) valt onder de beroepsfamilie Geologen en geofysici. Het salaris Geologen en geofysici ligt gemiddeld op € 3350 bruto per maand.
Iemand die de fossielen bestudeerd, wordt een paleontoloog genoemd. Een paleontoloog onderzoekt hoe oud een fossiel is, wat het at en hoe het het er vroeger uit zag. Ze onderzoeken dus het verleden van het fossiel, waardoor we tegenwoordig veel weten over dieren en planten van heel lang geleden.
Als ze het precies willen weten, laten ze een C14-datering uitvoeren. Dat is een hele ingewikkelde techniek, waarbij de radioactiviteit van hout, bot, houtskool en andere resten van planten, dieren en mensen kan worden gemeten. Hoe minder radioactief, hoe ouder.
Vaak zijn lege schelpen op het strand al honderden jaren oud, zo niet duizenden jaren. Je kunt zelfs fossielen vinden van meer dan 100.000 of miljoenen jaren oud.
Zuurstof zorgt er voor dat planten en dieren snel wegrotten of verteren. Op deze manier kunnen er geen dieren bij om het op te eten. Hoe langer het blijft liggen hoe meer kans dat de resten verstenen en dat er een fossiel ontstaat. Dit verstenen gebeurt doordat het bot langzaam veranderd in steen.
Fossielen vinden in Nederland is het makkelijkst aan het strand. Voor het behouden van de kust wordt namelijk zand gespoten. Dat houdt in dat zand in de zee wordt opgezogen om daarmee stranden te verbreden. Fossielen komen soms uit het diepe door de stroming aan land spoelen.
Fossielen zijn alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteente. Hoewel dat vaak wordt gedacht, hoeven fossielen niet 'versteend' te zijn. Zeer veel fossielen zijn inderdaad niet versteend. Zelfs uit zeer oude gesteenten zijn fossiele resten bekend die nauwelijks veranderd zijn.
Deze sporen geven ons ook concrete aanwijzingen over het leven en gedrag van het organisme dat ze gemaakt heeft. Als fossielenverzamelaar verzamel je in essentie sporen van leven. Alle specimens die opgegraven worden, vertellen hun verhaal binnen een groter verhaal, en dat verhaal is ongemeen boeiend.
De meeste fossielen zijn versteend en vaak miljoenen jaren oud. Fossielen zijn te vinden op plekken waar vroeger een zee of een meer is geweest. Als het zeeniveau gedaald is, komen de oude lagen met gesteenten boven water. In Zuid-Limburg bijvoorbeeld worden fossielen van zee-egels en Maashagedissen gevonden.
De eerste resten van een dinosauriër zijn voor zover bekend gevonden door May Ann Mantell uit Engeland. Ze deed de ontdekking in 1822 in het zuiden van Engeland. Ze vond een stuk van een dijbeen en een paar tanden. Deze vondst bracht ze naar Richard Owen, een professor bij de universiteit van Oxford.
Het tot nu toe oudste wiel ter wereld zou zijn gevonden in Slovenië, in een moerasgebied ten zuiden van Ljubljana. Archeologen omschrijven het voorwerp als een essenhouten wiel dat ze dateren tussen 3500 en 3250 v. Chr.
Waarschijnlijk leefde de Nyasasaurus Parringtoni zo'n 245 miljoen jaar geleden. Het schepsel was ongeveer zo groot als een labrador en de resten werden gevonden in de jaren dertig door wetenschapper Rex Parrington, bij het meer Nyasa in het huidige Afrikaanse land Malawi.