De moderne mensen leefden als nomaden. Ze trokken achter grote kuddes rendieren en paarden aan. Hun leven speelde zich af rondom het kamp waar ze een paar weken of maanden woonden en dan weer verder trokken. In het kamp zorgden ze voor de kinderen, ze kookten er, maakten er gereedschap en kleding.
Mensen waren echter niet alleen in ijstijd; naast hen leefden de 'giganten'; de mammoet, de wolharige neushoorn, de sabeltandtijger, de grottenleeuw, de oeros, wolven en grottenhyena's.
Gemiddeld lag de temperatuur in de Kleine IJstijd in ons land zo'n 1 tot 2 graden onder de temperaturen van tegenwoordig. In de Grote IJstijden lag de jaargemiddelde temperatuur in West-Europa zo'n 10 graden lager dan nu. Daarna trad een stijging van de temperatuur op, vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw.
De gemiddelde wereldwijde temperatuur lag in de ijstijd rond de 8 graden Celsius. Dat is zo'n zes graden lager dan de gemiddelde wereldwijde temperatuur in de vorige eeuw lag.
De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur. De één-na-laatste ijstijd was zó koud dat gletsjers uit Scandinavië ook Nederland bedekten.
Recent gepubliceerde studies op basis van pollenonderzoek in permafrost-gebieden tonen dat kruidachtige planten tijdens de laatste ijstijd tot 63% van de flora innamen met daaronder soorten als weegbree en chrysanthemum. Ongeveer 27% van de vegetatie bestond uit grassen.
Vanaf ongeveer 1 miljoen jaar geleden veranderde dit met de Middenpleistocene revolutie en vonden ijstijden iedere 100.000 jaar plaats. De ijstijden duurden gemiddeld ongeveer 80.000 jaar glaciaal en interglacialen ongeveer 20.000 jaar.
En 40.000 jaren geleden gingen we vanuit Afrika naar Europa toe. De moderne mensen leefden als nomaden.Ze trokken achter grote kuddes rendieren en paarden aan. Hun leven speelde zich af rondom het kamp waar ze een paar weken of maanden woonden en dan weer verder trokken.
Het Eocene Climatic Optimum (Engels voor klimaatoptimum in het Eoceen) was een periode van ongeveer 56 tot 46 Ma (miljoen jaar geleden) waarin het wereldwijde klimaat zeer warm was.
De laagste temperatuur die we ooit op aarde hebben gemeten is 89,2 graden Celsius onder nul. Dus -89,2°C. Dat was bij het Vostok Station, een Russisch onderzoekstation op Antarctica.
Tijdens een IJstijd daalt de wereldgemiddelde temperatuur meer dan 4 graden. Een IJstijd eindigt wanneer de hoeveelheid zonnestraling in de zomer weer voldoende toeneemt en de ijskappen smelten.
IJstijden duren het langst ruwweg 80.000 en 100.000 jaar en worden afgewisseld met kortere warme perioden. De warme perioden duren korter ongeveer 10.000 jaar.
In het koudste deel van de laatste IJstijd was het Amerikaanse continent tot aan de grote meren met ijs bedekt, en in Europa kwam het ijs tot in Denemarken en Noord Duitsland. In de twee ijstijden daarvoor kwam het ijs ook in Nederland: de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de eindmorenes van de ijskap.
De draai die de aarde rond de zon maakt, en waar die een jaar over doet, noemen we de omwenteling van de aarde. Die baan van de aarde rond de zon wordt steeds langer of steeds korter, en dat wisselt ieder 100.000 jaar. Als de baan om de aarde langer wordt, zitten we in een ijstijd.
De laatste ijstijd eindigde zo'n 12.000 jaar geleden.
In de afgelopen drie miljoen jaar zijn er tussen de twintig en dertig ijstijden geweest. In minstens twee daarvan, het Elsterien (tussen ongeveer 475.000 en 410.000 jaar geleden) en het Saalien (tussen ongeveer 280.000 en 130.000 jaar geleden), bereikten de ijskappen Nederland.
Het zomergemiddelde bedraagt in ons land 17,3 graden, in De Bilt 17,5 graden gemiddeld over 1991-2020. De uitersten gemiddelden van de laatste ruim honderd jaar lagen in De Bilt tussen 14,1 (1907) en 18,9 (2018). De zomers zijn tegenwoordig warmer. Tussen 1941 en 1970 lag het gemiddelde in De Bilt 0,7 graden lager.
De zachte winters en lange zomers, met een gemiddelde temperatuurstijging van niet meer dan twee graden, zorgden voor een iets betere graanopbrengst, meer weidegronden (waardoor de veestapel toenam) en de komst van de wijnstok in zones waar die eerder niet groeide – en ook nu niet groeit.
Gedurende twee van die ijstijden, het Elsterien en Saalien, werd het noorden van Nederland bedekt met ijs.Het zuiden is nooit bedekt geweest met ijs, maar kende wel regelmatig een tijd lang een poolklimaat (toendra en poolwoestijn).
Rond 10.000 jaar geleden was de aarde al een stuk warmer, ook al was de ijstijd toen 'pas' zo'n 1700 jaar voorbij. De permafrost smolt langzaam maar zeker, waardoor deze alleen in noordelijke gebieden aanwezig bleef.
Waren er alleen ijstijden in Europa? Nee, ook in Noord-Amerika en Azie.
Tijdens het maximum lag er boven het noorden van Nederland dus een laag ijs. In de rest van het land, en ook in Noord-Nederland voor en na het maximum, was sprake van een toendraklimaat. Er groeiden geen bomen en grote struiken, maar alleen kleine struikjes, grassen en mossen.
Zo stellen ze dat de Kleine IJstijd werd veroorzaakt door een uitzonderlijke grote uitstroom van zee-ijs dat in de jaren 1300 vanuit de Noordelijke IJszee naar de Noord-Atlantische Oceaan voer. En hierdoor koelde de wereld – op sommige plekken sterker dan op andere – af.