De sprint is een onderdeel van baanwielrennen waarbij twee tegenstanders het tegen elkaar opnemen in een race over een parcours van 1000 meter. De race vindt plaats over vier ronden op een 250 meter wielerbaan, of drie ronden op een 333,33 meter baan.
Geef alles want een sprint is kort. Duw zo hard mogelijk met je benen op de pedalen en trek aan je stuur. Ga niet te veel naar voren hangen, maar houd je gewicht en dus de druk op het achterwiel.
De puntenkoers is een discipline binnen het baanwielrennen. Hierbij rijden alle renners tegelijk op de baan in een wedstrijd met een vastgesteld totaal aantal ronden. Het totale aantal ronden dat gereden moet worden, is afhankelijk van de baanlengte.
Bij de koppelkoers rijd je samen met een andere baanwielrenner tegen andere ploegen van twee renners. Er zijn tijdens de wedstrijd tussensprints waar je punten kunt verdienen. Samen met de afgelegde afstand bepalen die punten aan het eind wie de winnaar is.
De baan is heel simpel. Je hebt een ovaal van 200 meter en je rijdt zo'n 40 kilometer per uur met 1 versnelling. Hoe harder je gaat hoe hoger je in de baan rijdt.
De laatste 10 minuten voorafgaand aan een fietssprint loopt het vermogen dat profwielrenners leveren op van ruim 300 W tot bijna 500 W op een minuut voor de sprint. Tijdens de sprint ligt het piekvermogen van de sprinters ongeveer rond de 1250 W waarbij de snelheid richting de 70 km/u gaat.
Typische klimmers hebben eigenlijk bijna uitsluitend aërobe type I skeletspieren nodig. Zij hebben relatief weinig type II anaërobe spieren, hebben een verlaagde BMI en sprinten als een strijkijzer. Sprinters hebben extra type II skeletspieren en hebben bijgevolg een hogere BMI.
De ene ploeg begint bij de startstreep, terwijl het andere team aan de overzijde van de baan start. De winnaar is de ploeg die het andere team inhaalt. Als dat niet gebeurt, wint de ploeg die de snelste tijd op de klok zet. De puntenkoers is een pelotonswedstrijd die draait om tussensprints.
De koppelkoers wordt gewonnen door het team dat de meeste ronde voorsprong heeft of de eindsprint weet te winnen. De eerste zes teams verdienen daarmee punten voor het algemeen klassement: 20, 12, 10, 8, 6 en 4. Tijdens een koppelkoers is er door 1 team extra punten te verdienen tijdens de 'gouden tussensprint'.
Ook heeft een baanfiets geen remmen en maar één vaste versnelling. Daarnaast is het een doortrapper, wat inhoudt dat je niet zomaar je benen stil kunt houden tijdens het fietsen, wat bij een gewone fiets wel kan.
Tijdens een baankoers wil een coureur zoveel mogelijk snelheid halen uit zijn fiets en geen moment verspillen. Het is dus aangewezen om te blijven trappen, vandaar de oplossing om het tandwiel direct te monteren op het wiel.
Het konijn in kwestie deze keer: de fiets. De Britse baanfiets, de Lotus x Hope HB. T, is een haast futuristisch ruimteschip(je), dat een lieve duit kost. Naar verluidt zou hij namelijk, als je de prijs van alle unieke onderdelen bij elkaar optelt, zo'n 35.000 euro kosten.
Loop als eerste sprinttraining op 90% van je maximale snelheid vier keer 10 seconden heuvelop met steeds twee minuten wandelen als rust. Heuvelop sprinten is een stuk minder belastend. Bouw geleidelijk uit naar zes herhalingen en doe de sprints op steeds vlakker terrein.
Volg dan eens een sprint interval training (ofwel SIT). Zoals de naam het aangeeft is dit ook weer een vorm van intervaltraining, echter is het een zeer intensieve training die bestaat uit een serie korte running segmenten. Je rent bijvoorbeeld per segment op een intensiteit tussen de 85 à 95% voor 20 a 30 seconden.
Koppelkoers (ook wel: 'Madison')
Een koppel bestaat uit twee renners die wisselen tussen “in koers” en “uit koers”. De renner uit koers rijdt bovenin de baan, of op het beton (de strook dat tegen het binnenterrein aan ligt)en wordt in koers door de koppelmaat getrokken.
Een keirinwedstrijd is 2 km lang, waarvan ongeveer de laatste 500 m zonder derny gesprint moeten worden. In Japan zijn keirin-wedstrijden enorm populair; in 2001 kwamen er meer dan vijftig miljoen mensen naar kijken.
Elke derny heeft een 100 cc tweetaktmotor en is volledig automatisch gebouwd. Door meer gas te geven kan er traploos meer snelheid gemaakt worden. Verder is er de vaste pion, door deze vaste pion voelt de bestuurder de cadans van de wielrenner beter en kan hij bijsturen waar nodig.
Zomerbanen (in openlucht) hebben een lengte tussen 225 en 550 meter, winterbanen (overdekt) zijn doorgaans 250 meter lang, maar in het geval van een Olympische baan is de afstand altijd 250 meter en meestal overdekt. De helling in de bochten is ongeveer 40 graden.
De mannen rijden 40 kilometer (160 rondjes) en de vrouwen 25 kilometer (100 rondjes). Na elke tien ronden zijn punten te verdienen op de streep. Doorslaggevend is echter of een renner (een of meer) ronde voorsprong heeft.
Acht weken sprinttraining verbetert je spiermassa, spierkracht en maximaal zuurstofverbruik, aldus nieuw onderzoek. De reden dat dit type training veranderingen in spiermassa veroorzaakt, is omdat sprinten de aanmaak van spiervezels op gang brengt, met name de snelle spiervezels.
Sporters zijn wat betreft hun type spieren grofweg in twee groepen te verdelen. Er zijn sprinters, dit zijn sporters die snel zijn en hebben vooral witte spiervezels en er zijn zogenaamde duursporters met rode spiervezels. Rode spiervezels zijn goed doorbloed.
Je kan wel een gemiddelde nemen. Een prof is rond de 70 kilo en fietst 30.000 kilometer per jaar. Een gemiddelde amateur is een man van 85 kilo. Hij fietst niet het hele jaar door en als hij rijdt, doet hij dat gemiddeld twee keer per week.