In de Middeleeuwen waren de belastingen lokaal en regionaal geregeld. Als de koning geld nodig had, vroeg hij een bedrag (een bede) aan de graven.De graven haalden dit bedrag binnen door belasting te heffen. Eerst ging het om eenmalige bijdragen bij bepaalde gelegenheden.
In de eerste jaren van de Middeleeuwen bestond er nog geen geld. Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan. Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen.
Eerst was er helemaal geen geld. Mensen deden toen aan ruilhandel. Ze ruilden bijvoorbeeld een brood tegen drie eieren. Later werden goederen betaald met stukjes goud en zilver.
Mark was sinds de middeleeuwen de naam voor diverse munteenheden, die allemaal waren afgeleid van de Germaanse gewichtseenheid mark. Deze eenheid verdrong in het Germaanse taalgebied vanaf de 11e eeuw het pond als gewichtseenheid voor muntgeld dat vervaardigd was uit edelmetaal.
Verre verleden. Het eerste echte betaalmiddel was zout, wat een kostbaar product was, aangezien er levensmiddelen in bewaard konden worden. In het Romeinse Rijk werden soldaten uitbetaald in 'sal', het Latijnse woord voor zout. Hieraan dankt ook het woord 'salaris' haar bestaan.
Vroeger was er nog geen geld. Toen deden mensen aan ruilhandel om aan spullen te komen. Dan ruilden ze bijvoorbeeld een brood voor een vis. Ruilhandel bleek in de praktijk toch niet zo handig.
De 'westerse' traditie stamt waarschijnlijk uit Lydië in Klein-Azië. De eerste munten, die in de 7e eeuw v.Chr. werden vervaardigd, bestonden uit een druppel elektrum, een natuurlijk mengsel van goud en zilver, waar aan twee kanten een stempel in werd geslagen.
De landheer (een graaf of een bisschop) die de baas was over het gebied waar de nederzetting lag, moest hier zijn toestemming voor geven. Als hij dit deed, dan verleende hij stadsrechten aan de nederzetting. Zo kon de stad zichzelf verdedigen tegen aanvallers. Het dorp (nederzetting) kon zich nu stad noemen.
De geldhoeveelheid van een land bestaat uit chartaal geld (bankbiljetten en munten) en giraal geld (de balans in direct opvraagbare tegoeden op betaal- en spaarrekeningen).
In de westerse wereld werden de eerste munten vervaardigd in het midden van de zevende eeuw v. Chr., in Lydië (Klein-Azië). Het waren druppels elektrum, een natuurlijke legering van goud en zilver, met een afbeelding aan de ene kant en een betekenisloze stempel aan de andere.
De benaming gulden komt van gulden florijn (gouden florijn) genoemd naar de Florentijnse munt fiorino d'oro. Daarmee is ook de herkomst verklaard van het sindsdien gebruikte valutateken ƒ of de letter f of de letters fl of hfl (Hollandse Florijn) voor de gulden.
De idee dat geld werd uitgevonden om de ruilhandel te vergemakkelijken is naar alle waarschijnlijkheid een fabeltje. De samenlevingen in de millennia voor onze jaartelling waren met name gestructureerd rond status, rond “geschenken” die heen en weer gingen en rond de wederzijdse “schuld” die dat met zich meebracht.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
De Duitse mark (Duits: Deutsche Mark), (DM, DEM) was de officiële geldeenheid van de Bondsrepubliek Duitsland van 1948 tot de introductie van de euro in 1999. Munten en bankbiljetten werden in 2002 uit de circulatie gehaald. Eén euro werd gelijkgesteld aan 1,95583 DM.
In Europa werd voor het eerst in de 13e eeuw het idee van papiergeld geïntroduceerd, maar echte bankbiljetten verschenen pas in de 17e eeuw. In 1661 werd in Europa het eerste bankbiljet geïntroduceerd door Johan Palmstruch in Zweden.
Alle eurobiljetten zijn wettig betaalmiddel in het gehele eurogebied.
Nu consumenten en ondernemers samen het digitale betalingsverkeer hebben omarmd, lijkt het verdwijnen van contant geld slechts een kwestie van tijd. Volgens een onderzoek van onlinebank Knab verwacht 57 procent van de Nederlanders dat je tegen 2030 bijna nergens meer contant kunt betalen.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Sinds 2002 hebben we de gulden weliswaar verruild voor de euro, maar wie denkt dat de gulden helemaal verdwenen is, heeft het mis. Want nog dagelijks worden er guldens bij de Nederlandsche Bank (DNB) ingeleverd en er zijn nog 25 miljoen guldenbiljetten in omloop.
Men rekende in guldens, stuivers en penningen. Een stuiver had de waarde van 16 penningen en de gulden was 20 stuivers waard. De gulden was genoemd naar Karel V (1500 – 1558) ► carolusgulden (symbool: £ ). In de 18e eeuw gebruikte men bijna uitsluitend nog deze carolusgulden.
Munten zijn eigenlijk altijd rond geweest. De allereerste munten hadden al deze vorm. En omdat ronde munten makkelijk te maken zijn en minder snel slijten blijven ze gewoon rond.