Le présent in het Frans is in het Nederlands de tegenwoordige tijd. Om le présent te vormen heb je het hele werkwoord nodig. Van het hele werkwoord haal je -er af.Je houdt de stam over.
Speelt er iets zich af in het nu? Dan spreken we van de tegenwoordige tijd, in het Frans heet dat le présent. Net als in het Nederlands kan je aan het werkwoord ook zien over hoeveel personen het gaat. Denk aan: ik loop, jij loopt, hij/zij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen.
werkwoorden op "-ir"
Er is een groep regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir. De stam wordt verkregen door -ir van het hele werkwoord (=infinitief) af te halen. Alle andere regelmatige werkwoorden op -ir worden op dezelfde wijze vervoegd.
De tegenwoordige tijd (l'indicatif présent) wordt vooral gebruikt om duidelijk te maken wat er nu gebeurt, op dit moment. Daarnaast heeft de tegenwoordige tijd in het Frans nog verschillende gebruiken, afhankelijk van de context.
De gebiedende wijs wordt gebruikt voor het geven van opdrachten of instructies, voor het geven van advies en om dingen te verbieden.
Je gebruikt de l'impératif wanneer iemand een opdracht, bevel of aanwijzing geeft. Er zijn drie vormen van l'impératif: de tu (jij) vorm, de nous (wij) vorm en de vous (jullie/u) vorm. Je spreekt mensen die je goed kent aan met tu. Je gebruikt dan de ik-vorm in de tegenwoordige tijd van het werkwoord.
Om regelmatige werkwoorden in de subjonctif (aanvoegende wijs) te vervoegen, gebruiken wij de 3e persoon meervoud (ils) van de présent (onvoltooid tegenwoordige tijd). Vervolgens verwijderen wij het -ent uiteinde en voegen wij -e, -es, -e, -ions, -iez, en -ent toe.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
Het imparfait wordt gevormd door eerst de vorm van nous (1e persoon mv) in de présent te nemen, daar -ons (de uitgang) van af te halen en de uitgangen van het imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) ervoor in de plaats te zetten.
Gelukkig is de onvoltooid verleden tijd, l'imparfait, in het Frans heel regelmatig! Om l'imparfait te vormen heb je de nous-vorm van een werkwoord nodig in de tegenwoordige tijd. Daar haal je -ons vanaf. Daar plak je weer een imparfait uitgang achter.
Veel werkwoorden eindigen in het Frans op –er . De stam van het werkwoord vind je door deze –er eraf te halen en vervolgens plak je de uitgangen er achteraan. Een voorbeeld is 'habiter' (wonen):
De meeste regelmatige werkwoorden op -ir gaan als finir (eindigen).
Hoe vertaal en vorm je de toekomende tijd of le futur simple? Om de toekomende tijd of de futur simple te vormen, gebruik je de infinitief en de uitgangen van het werkwoord avoir. Bij de vertaling gebruik je altijd het werkwoord zullen.
De present simple is een werkwoordstijd in het Engels die wordt gebruikt om te spreken over feiten, gewoontes en gebeurtenissen die regelmatig voorkomen of gepland zijn in de toekomst. In het Nederlands staat de present simple bekend als de onvoltooid tegenwoordige tijd.
A1+ Je maakt een zin in de Present Simple ontkennend door does not (na he, she of it) of do not (na alle andere persoonlijk voornaamwoorden) tussen het onderwerp en het hoofdwerkwoord te zetten.
We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden.We gebruiken de present continuous als het in het NU plaatsvindt. We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
In de Franse taal is de subjonctif alles behalve ouderwets en wordt het nog volop gebruikt. Zowel in gesproken als geschreven taal: “Je veux que tu sois heureux”. Je herkent de subjonctif (aanvoegende wijs) in een bijzin na 'que' en na bepaalde voegwoorden eindigend op -que.
Aller (gaan) is een onregelmatig werkwoord dat vooral gebruikt wordt om beweging aan te geven of om te zeggen hoe iemand zich voelt. - Tu vas bien ? - Ça va. -Hoe gaat het?
De conditionnel présent beschrijft een hypothetische handeling, wens of voorwaarde. Si tu allais à l'école, tu serais moins bête. Als je naar school ging, zou je minder dom zijn.
Je gebruikt de vous-vorm van de tegenwoordige tijd. Vous wordt weggelaten. Als er bij de impératif in een bevestigende zin een voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbindt de impératif en het voornaamwoord met een streepje.
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm waarbij het onderwerp van de zin ontbreekt. Hij wordt gebruikt wanneer de zin een bevel of een wens uitdrukt, zoals hier: Ga even zitten!
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”.