Hoe ga je dan te werk? Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven.
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat.Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een globaal beeld over het onderwerp van de tekst.
De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: 'Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd? '. Vaak kan de hoofdgedachte in één zin worden weergeven. Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding óf in het slot van een tekst.
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
Lees van elka alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat.Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.
Of het nu een brief, artikel of e-mail is, een tekst bestaat altijd uit drie onderdelen: een inleiding, een kern en een slot. Een tekst waarin je deze drie onderdelen niet snel kunt terugvinden, is meestal niet goed. De inleiding trekt de aandacht van de lezer. De lezer wordt uitgenodigd om verder te lezen.
Elke tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. Het onderwerp bestaat uit in één of een paar woorden. Als je een tekst gaat schrijven of lezen dan begin je altijd met het bedenken van het onderwerp.
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp. Hij is immers degene die de appel eet. Het onderwerp van een zin is vaak een persoon, maar het kan ook een ding zijn.
Sleutelwoorden zijn de belangrijkste woorden uit een zin of tekst. Ze hebben altijd te maken met het onderwerp van de tekst.
Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp. Dit noteer je altijd in één of een paar woorden, dus niet in een zin.
. Een tekst is verdeeld in alinea's. De zin die het belangrijkste (de hoofdgedachte) van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord.Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Kies een onderwerp dat je leuk vindt
Of heb je een bepaalde interesse in een onderwerp? Als je al weet wat je wilt studeren, kun je ook iets in die richting kiezen. Je kunt iets onderzoeken of iets maken, dat laatste noemen we een ontwerp. Let wel op dat het onderwerp aansluit op een vak uit jouw profiel.
De introductie van het onderwerp
In het tweede deel van de inleiding maak je duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. Dat kun je doen door: – één of meerdere vragen te stellen; – de opbouw van de tekst aan te kondigen; – een mening (standpunt) te verkondigen; – een probleem te formuleren.
Soms worden in een tekst zinnen zonder persoonsvorm of onderwerp gebruikt. Net als gewone volzinnen schrijven we zulke zinnen met een beginhoofdletter en een punt (of een ander leesteken) op het eind.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
De meeste teksten hebben de indeling: inleiding, kern en slot. De inleiding en het slot bestaan meestal beide uit maar één alinea. De kern bestaat daarentegen uit een aantal alinea's. In de alinea's worden alle deelonderwerpen besproken.
De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak. Om de hoofdzaak van een tekst te vinden, kijk je op zogenaamde voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen voor de hoofdzaak zijn bijvoorbeeld de titel, het begin of eind van een tekst.
Een goede tekst bestaat uit drie delen: een inleiding. een middenstuk (kern) een slot.
Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van een onderwerp, ook wel aspecten genoemd. Bijvoorbeeld: het onderwerp van een tekst is 'voetbal'.Een deelonderwerp zou 'De geschiedenis van voetbal' of 'het tenue' kunnen zijn.
Deelonderwerpen zijn er om de tekst snel te begrijpen. Ze bestaan uit één of meerdere alinea's. Om de verschillende deelonderwerpen te onderscheiden, kun je letten op de witregels en tussenkoppen.Als deze er niet zijn, kijk je naar kernzinnen.
Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea's zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal. Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een 'return').