De evenwichtsconstante is gelijk aan de concentratiebreuk. Je kunt de concentratiebreuk van een bepaalde reactie op de volgende manier vinden. De coëfficiënten van de stoffen in de reactievergelijking (hoe vaak een stof voorkomt), die komen dus als macht terug in de concentratiebreuk.
evenwichtsconstante. Nogmaals: K is de evenwichtsconstante. Het is een quotiënt met boven de streep de concentraties van de producten en onder de streep de concentraties van de reagentia. Als die concentraties gelijk zijn, dan heeft K de waarde 1.
Bij sommige evenwichtsreacties wordt de evenwichtstoestand bereikt als slechts een kleine fractie van de uitgangsstoffen omgezet is in reactieproducten. We zeggen dan dat het evenwicht links ligt. Een reactie die niet doorgaat kan beschouwd worden als een evenwichtsreactie waarvan het evenwicht helemaal links ligt.
Je hebt bij een evenwichtsreactie te maken met een dubbele pijl in plaats van een enkele. Uit de reactieproducten worden namelijk steeds weer beginstoffen gevormd en andersom. Let op: Evenwichtsreacties vinden alleen plaats bij reacties met vloeibare en gasvormige stoffen.
De evenwichtswaarde K opstellen
Bij een evenwichtsvoorwaarde zet je de concentraties van alles aan de rechterkant van de reactie boven de deelstreep en alles aan de linkerkant onder de deelstreep. Water werken we altijd weg.
pH bereken je als volgt: pH = -log[H +]. [H +] is de concentratie H + ionen in een oplossing. Hoe hoger de concentratie, hoe meer H +ionen er in een oplossing zijn, dus hoe zuurder de oplossing is.
Verlaging van de temperatuur doet de ligging van de evenwichtstoestand verschuiven in exotherme zin. Als warmte aan het systeem wordt toegevoegd door de temperatuur te verhogen, verschuift het evenwicht naar links en nemen de concentraties van de reagentia toe.
Een concentratie wordt gegeven in g/L. Dus, de hoeveelheid van de opgeloste stof gedeeld door de hoeveelheid oplossing. Je hebt twee dingen nodig om de concentratie van een stof te berekenen. Je moet weten hoeveel gram of mol je hebt van een stof en in hoeveel liter oplossing dit opgelost is.
Het principe kan als volgt samengevat worden: Als in een chemisch systeem een verandering optreedt in concentratie, temperatuur, volume of totale druk, met andere woorden, een evenwichtsverstoring, dan zal het evenwicht zodanig verschuiven dat die verandering tegengegaan wordt.
Bij chemische reacties zoals evenwichtsreacties worden de reagentia niet volledig omgezet in reactieproducten. Bij chemische reacties ofwel aflopende reacties, worden de reagentia volledig omgezet in reactieproducten!
homogeen en heterogeen evenwicht. Stel dat alle stoffen die meedoen aan een evenwicht homogene stoffen zijn, dan noemen we ook het evenwicht een homogeen evenwicht. Elke stof die meedoet heeft een of andere concentratie (in geval van oplossingen en vloeistoffen) of druk (in geval van gassen).
Rationale getallen (ℚ)
dynamisch evenwicht: Een dynamisch evenwicht ontstaat wanneer de heen- en terugreactie blijven optreden, terwijl de concentraties constant blijven.
Dit heet de molaire massa. Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram. Tot 19 mei 2019 had 1 mol koolstof-12 per definitie een massa van 12 gram en was de molaire massa van koolstof-12 exact gelijk aan 12 g/mol.
a. Volume procenten: een 1% oplossing bevat 1ml opgelost in 100ml oplossing.
De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Er wordt op dat ogenblik gesproken van een dynamische evenwichtstoestand (omdat er nog steeds omzettingen plaatsvinden) en de daarmee gepaard gaande chemische reactie wordt een evenwichtsreactie genoemd. Reacties die geen chemisch evenwicht vertonen worden aflopende reacties genoemd.
Een BOE-schema geeft de beginsituatie, omzetting en het einde van de reactie weer, waardoor het gemakkelijk wordt te berekenen. Dit kan aan de hand van een voorbeeld makkelijk worden getoond. In 440 mL water wordt 60 mL 0,20 M azijnzuur gedruppeld. Bereken de concentratie H3O+ nadat het evenwicht zich heeft ingesteld.
Als er energie vrijkomt, spreken we van een exotherme reactie. Dan is E2 lager dan E1 in de energiediagram. Als er energietoevoer nodig is, spreken we van een endotherme reactie. Dan is E2 hoger dan E1 in het energiediagram.
Een zuur is een stof die een H+ ion kan afstaan, een base is een stof die een H+ kan opnemen. Een H+ ion wordt ook wel een proton genoemd, een zuur is dus een protondonor en een base een proton acceptor. Er zijn twee soorten zuur-base reacties, niet-evenwichtsreacties en evenwichtsreacties.
Het zuur-base evenwicht is letterlijk een evenwicht tussen de hoeveelheid zuren en basen. Dat drukken we uit in pH, ergens tussen de 0 en 14. In het kader van homeostase blijft de pH-waarde van het bloed altijd tussen de 7.35 en 7.45.
Aan de formule is te zien dat bij gelijke hoeveelheden zuur en base de hydroniumionen-concentratie gelijk is aan de Kz. En dus: pH = pKz.