Wij worden / zullen: wir werden. Jullie worden / zullen: ihr werdet. Zij worden / zullen: sie werden. U wordt / zal: Sie werden.
We gebruiken zullen als hulpwerkwoord voor de toekomende tijd (de toekomst). Dit betekent dat het altijd een ander werkwoord ondersteunt. Als een voltooid deelwoord als hulpwerkwoord dient voor een ander werkwoord, verandert het in een infinitief.
Gewoonlijk verwijzen we naar de toekomst met de tegenwoordige tijd of met het hulpwerkwoord zullen, maar ook gaan komt als hulpwerkwoord van de toekomende tijd voor. Het gaat vooral om combinaties van gaan met werkwoorden die een handeling uitdrukken.
We gaan straks naar huis
Bovendien gebruiken we het werkwoord zullen regelmatig voor voorspellingen, voornemens en denkbeeldige situaties: “Het zal je maar gebeuren”, “Je zult ervan lusten” en “We zullen er alles aan doen.” Ons advies is om het hulpwerkwoord van de toekomende tijd, zullen, waar mogelijk te schrappen.
zullen – je zult – zul je. Deze vormen zijn ook correct, maar ze zijn nogal informeel.
Je zult en je zal zijn allebei correct.
In Nederland wordt je zal informeler gevonden dan je zult. In België wordt het gebruik van je zal niet als informeler beschouwd.
Het woord zullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op. '
Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen. Je en jij kun je als onderwerpsvorm meestal allebei gebruiken.
Wil je bondiger schrijven, vermijd dan de werkwoorden zullen en gaan. Deze maken een tekst vaak omslachtiger dan nodig is. Als je weleens feedback krijgt dat je tekst zo lang of moeilijk leesbaar is, kan het zeker lonen om eens te kijken hoe je deze werkwoorden gebruikt.
Als je iemand belooft om iets (voor diegene) te doen, gebruik je in die belofte ook vaak het woord zullen. Enkele voorbeelden: Ik heb het koud – Ik zal de verwarming hoger zetten. Er is vanavond een goede film op televisie – Ik zal hem opnemen.
zullen werkw. Uitspraak: [ ˈzʏlə(n) ] Afbreekpatroon: zul·len Vervoegingen: zou (verl. tijd enkelv.) 1) <met dit woord geef je aan dat iets in de toekomst gebeurt> Voorbeeld: 'Er zullen meer mensen komen dan vorig jaar.
(zal, zou, zoude). als trefwoord met bijbehorende synoniemen: zullen (ww) : mogen, moeten, dienen, hebben.
Vervoeging: ik zal, je zult / je zal, u zult / u zal, hij zal, wij zullen. ik zou, wij zouden.
In Nederland komt gaan als hulpwerkwoord van de toekomende tijd vooral voor in spreektaal, in België is het gebruik algemener. Als gaan niet mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te verwijzen.
Het is allebei goed. Je zult is ouder en daardoor voor sommige mensen beter. Je zal is voor anderen juist weer wat moderner en aansprekender. In Nederland krijgt 'Je zult wel moe zijn' vaak de voorkeur in de schrijftaal.
Nee, 'jij wilt' is wel correct. Zowel de vorm jij wilt als jij wil (zonder -t) is correct. De regel waarin de -t verdwijnt bij willen, geldt alleen voor de derde persoon (hij of zij). Dus: 'Jij wilt een training volgen' en 'Jij wil een training volgen' zijn allebei correct.
Het woord zult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.