Werkwoorden als lunchen (lunch, luncht, lunchte, geluncht), crashen (crash, crasht, crashte, gecrasht) en matchen (match, matcht, matchte, gematcht) worden eveneens op deze manier vervoegd.
'Ik ben 25 jaar' lukt bijvoorbeeld niet met être (zijn). Daarvoor gebruiken de Fransen avoir (hebben): j'ai 25 ans. Etre als hulpwerkwoord in passé composé In de passé composé (de voltooid verleden tijd) wordt meestal het hulpwerkwoord avoir gebruikt (voorbeeld: j'ai mangé – ik heb gegeten).
Bij le participe présent gaat het echt om iets dat nu, op dit moment, plaatsvindt. Je herkent le participe présent aan de uitgang op -ant. Je vormt le participe présent door de nous-vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd te nemen -ons +ant.
In de passé simple worden werkwoorden eindigend op –ER (chanter zingen, terminer afmaken, aller gaan) als volgt vervoegd: -ai, -as, -a, -âmes, -âtes, -èrent. Ce jour-là, Victor se leva tôt Op die dag stond Victor vroeg op. Opmerking: Bij werkwoorden eindigend op –GER moet een e voor de uitgang worden geplaatst.
J'ai mangé en je suis allé
Het is namelijk heel makkelijk: vertaal het gewoon woord voor woord en het komt in meer dan 99 van de 100 gevallen helemaal goed. Behalve dan natuurlijk met een paar uitzonderingen, waarvan dit er een is: ik ben geweest = j'ai été.
Vaak komt het gebruik van avoir of être overeen met het Nederlands: als je hebben gebruikt in het Nederlands, gebruik je in het Frans avoir en hetzelfde geldt voor zijn en être. Echter gebruik je bij wederkerende werkwoorden altijd een vorm van être, dus bijvoorbeeld: Je me suis lavé(e) (Ik heb me gewassen).
De gérondif (het gerundium) wordt gevormd met en + het onvoltooid deelwoord.Het wordt gebruikt om aan te geven dat twee handelingen gelijktijdig plaatsvinden. Het heeft hetzelfde onderwerp als het hoofdwerkwoord.
Hoe vorm je de participe passé? De participe passé of het voltooid deelwoord vorm je door de stam van het werkwoord te nemen en daar de juiste uitgang aan te plakken. Parce que Maître Gims avait parlé à la serveuse, sa copine était jalouse. Omdat Maître Gims met de serveerster had gepraat, was zijn vriendin jaloers.
Être betekent 'zijn'. We gebruiken het veel om onze nationaliteit of ons beroep te noemen, of om mensen en dingen te beschrijven. Avoir betekent 'hebben'. We gebruiken het om onze leeftijd te noemen (anders dan in het Nederlands, dat daarvoor het werkwoord 'zijn' gebruikt), of om te praten over dingen die we bezitten.
avoir (znw.) avoir (ww.) hebben (ww.) ; bezitten (ww.) ; beschikken over (ww.) ; in eigendom hebben (ww.) ; vermogen (ww.) ; afzetten (ww.) ; bedriegen (ww.) ; oplichten (ww.) ; misleiden (ww.) ; belazeren (ww.) ; bedonderen (ww.) ; besodemieteren (ww.) ; beduvelen (ww.) ; zwendelen (ww.)
On is spreektaal, en iets informeler. Hiermee kun je 'wij' maar ook 'men' bedoelen. Nous betekent gewoon 'wij'.
Het woord geappt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
De werking van het het ezelsbruggetje 't sexy fokschaap is hetzelfde als die van 't (ex-)kofschip. Als de stam op een medeklinker eindigt uit dit ezelsbruggetje, plak je er een -t achter.Je schrijft een -d als de laatste letter van de stam niet in 't sexy fokschaap zit.