Als de vraaglijn naar rechts verschuift, betekent dat dat er bij dezelfde prijs meer gevraagd wordt. Het verschil in de gevraagde hoeveelheid wordt dus niet veroorzaakt door een prijsverandering, maar bijvoorbeeld door een verschil in de voorkeuren van consumenten.
Wanneer je de vraaglijn gaat tekenen schrijf je de hoeveelheid op de horizontale as en de prijs op de verticale as. De eerste stap is P gelijk stellen aan 0. Dan weet je dus hoeveel vraag er is als het product €0 zou zijn. De tweede stap is Qv gelijk stellen aan 0.
De aanbodlijn verandert wanneer er bij een gegeven prijs er meer of minder van het goed aangeboden wordt. Dit kan veroorzaakt worden door: Het aantal aanbieders verandert. De kostprijs van het product verandert.
De vraag naar en het aanbod van economische goederen bepalen ceteris paribus de prijs die ervoor wordt gevraagd. Bij een toenemende vraag en minder aanbod zal het over het algemeen zo zijn dat de prijs stijgt. Andersom zal bij een dalende vraag en een toenemend aanbod de prijs afnemen.
De belangrijkste vraagbepalende factoren zijn: De prijs van het product zelf. De prijs van andere producten. Het inkomen van consumenten.
Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de totale vraag: De prijs van het product zelf. De prijs van andere producten. Het inkomen van consumenten (degene die iets koopt).
De wet van de vraag stelt dat, als alle andere dingen gelijk zijn, hoe hoger de prijs van een goed, hoe minder mensen naar dat goed zullen vragen. Met andere woorden, hoe hoger de prijs, hoe minder de gevraagde hoeveelheid.
Vraagcurve = De vraaglijn wordt ook wel prijsvraaglijn, vraagcurve of prijsvraagcurve genoemd. Deze vraaglijn geeft de vraag naar goederen en diensten weer bij verschillende prijzen.
De vraag in de markt
Markt = het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. Vraag = hoeveelheid producten die de klanten willen kopen. Aanbod = hoeveelheid producten die de verkopers willen verkopen.
Een vraaglijn wordt meestal weergegeven als een rechte lijn. Die lijn daalt, omdat bij een lagere prijs steeds meer mensen bereid zijn die prijs te betalen. Het tekenen van die lijn is een wiskundige vaardigheid. Waarschijnlijk heb je dat in de derde klas bij wiskunde ook behandeld.
De standaard aanbodlijn toont een positief verband tussen de prijs van een product en de aangeboden hoeveelheid van dat product: als de prijs stijgt, stijgt de winst per product en stijgt het aanbod. Er is sprake van een verticale aanbodlijn als de aangeboden hoeveelheid vaststaat en onafhankelijk is van de prijs.
Vraag en aanbod bepalen de prijs van een spijkerbroek. Er is een positief verband tussen aanbod en prijs en een negatief verband tussen vraag en prijs. Bij een aanbodoverschot is het aanbod bij een bepaalde prijs groter dan de vraag en bij een vraagoverschot is de vraag bij een bepaalde prijs groter dan het aanbod.
Het heeft een prijs je staat het alleen af voor een ander schaars goed bijvoorbeeld geld voor een koelkast. De collectieve vraaglijn = de vraaglijn van alle consumenten samen, de collectieve vraaglijn ontstaat door de individuele vraaglijn horizontaal op te tellen (bijvoorbeeld alle consumenten).
Definitie. De individuele vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de vraag naar een product door één consument.
Om een aanbodoverschot te berekenen moet je het aantal geboden producten – het aantal gevraagde producten doen. Stel dat er 500 sleutels worden aangeboden, terwijl er maar 250 worden gevraagd, dan is het aanbodoverschot: 500 – 250 = 250 sleutels.
De totstandkoming van de marktprijs hangt af van het samenspel van vraag en aanbod; hoe hoger de prijs, hoe minder producten de consumenten bereid zijn te kopen. Hoe lager de prijs, hoe meer ze willen kopen. De vraagcurve heeft daarom een dalend verloop.
Een Markt is een plaats waar twee partijen samenkomen om goederen en diensten uit te wisselen. Daarbij is er sprake van een aanbieder en afnemer, dit kan in praktijk een bedrijf en consument zijn (B2C) of twee bedrijven onderling (B2B). Er zijn ook andere vormen mogelijk.
de effectieve vraag ( of het inkomensevenwicht) is lager dan het bestedingsevenwicht. Zie ook het begrip onderbesteding.
In de economie is de vraagcurve of prijsafzetcurve een grafiek die de relatie afbeeldt tussen diverse prijzen van een bepaald goed en de hoeveelheid van dat goed die een afnemer bij elk van die prijzen bereid zou zijn aan te schaffen.
Een inferieur goed is een goed waarvan de consument minder gaat kopen als zijn inkomen stijgt en waarvan hij meer gaat kopen als zijn inkomen daalt (ceteris paribus, dus als alle andere prijzen gelijk blijven). De inkomenselasticiteit van een inferieur goed is negatief.