Belangrijke factoren die taalverandering in de hand werken zijn analogie en taalinteractie. De verandering zelf begint vaak als een lexicale diffusie, wat wil zeggen dat bijvoorbeeld de veranderde uitspraak van een bepaald foneem gaandeweg steeds meer woorden in de taal beïnvloedt.
Taal groeit en evolueert organisch, omdat we steeds nieuwe woorden nodig hebben om onze maatschappij en cultuur te kunnen beschrijven. Dat wordt vooral weerspiegeld in de complexe manier waarop ons dagelijks leven verweven is met technologie.
Onder invloed van verschillende culturen en van straattaal worden nieuwe uitdrukkingen onderdeel van het Nederlands. Vooral het Engels lijkt de 'boosdoener'. Veel pessimistische taalliefhebbers zijn bang dat een kleine taal als het Nederlands in de verdrukking komt door wereldtaal Engels.
Rond het begin van de jaartelling kwam er vanuit Noord-Duitsland een Germaanse kolonisatie. Toen sprak men hier dus Germaans. Na de volksverhuizingen, dus ongeveer rond het jaar 500 na Christus, zijn uit de Germaanse dialecten aparte talen ontstaan, waaronder het Oudnederlands.
Een taal moet veranderen, dat is duidelijk, want de tijden veranderen.Woorden gaan verloren, er komen woorden bij.Dit beïnvloedt woorden én de grammatica. Als een element benadrukt moet worden kun je het een vorm geven die normaal gesproken de objectsvorm is.
We leren gaandeweg om alleen die verschillen te herkennen die ertoe doen in ons dagelijks leven. Het ligt voor de hand dat het analogisch vermogen, dat een belangrijke rol speelt in taalverwerving, ook een rol speelt in taalverandering. Taalverandering is dus niet erg, het is zelfs noodzakelijk.
Taalverandering is een vorm van taalvariatie. Het kan op alle niveaus, van klank tot zinsstructuur, plaatsvinden. De meest opvallende veranderingen zijn die op woordniveau. Er komen nieuwe woorden bij, de betekenis van woorden verandert en bestaande woorden verouderen en raken in onbruik.
Nederlands is geen makkelijke taal om te leren maar zeker niet de moeilijkste. Het ligt er aan welke talen je als spreekt, iemand die Engels spreekt zou niet zo'n moeite hebben met Nederlands, maar als je bijvoorbeeld alleen Japans spreekt dan wordt het al een stuk lastiger.
Minstens 24 miljoen, concluderen onderzoekers van de Taalunie, het Meertens Instituut en de Universiteit van Gent in een 266 pagina's tellend rapport. Onze taal wordt dan ook bij lange na niet met uitsterven bedreigd.
Het ontstaan van één Nederlandse taal
Beïnvloed door de golf van nationalisme die in Europa tussen 1750 en 1850 opkwam, ontstond er binnen Nederlandse genootschappen en onder bestuurders een discussie over de invoer van één nationale standaardtaal als symbool van de natie.
Woorden kunnen van andere woorden worden afgeleid door toevoeging van een of meer voor- of achtervoegsels. Academisering is op die manier afgeleid van academie, naar analogie van woorden als automatisering, mcdonaldisering en globalisering. Een ander voorbeeld is verbronzen, naar analogie van vergulden en verzilveren.
Ja, het Nederlands en het Duits komen voort uit een gemeenschappelijke voorvader, het West-Germaans. Het West-Germaans komt op zijn beurt weer voort uit het Oergermaans. Andere West-Germaanse talen zijn het Engels en het Fries.
Het Duits en Nederlands lijken zoveel op elkaar doordat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Het Duits en het Nederlands zijn namelijk Germaanse talen. Dat betekent dat ze allebei uit dezelfde taal zijn ontstaan: het Germaans.
Waarschijnlijk is de Indo-Europese taalfamilie zo'n 8.000 jaar geleden in Turkije ontstaan. Vanuit daar hebben de talen zich over Europa en Azië verspreid. Het Nederlands is onderdeel van de Indo-Europese taalfamilie.
De Taalunie, met Nederland, Vlaanderen en Suriname als leden, maakt beleid voor het Nederlands en werkt bij de uitvoering ervan samen met tal van maatschappelijke organisaties. Een van de beleidsterreinen is de Nederlandse standaardtaal.
Het Nederlands heeft in de Lage Landen een lange geschiedenis. In de vijfde eeuw kwamen in onze regio's diverse West-Germaanse volkeren wonen. Uit de diverse dialecten die ze spraken, ontwikkelde het Nederlands zich als aparte taal, los van het Engels en het Duits.
Volgens de onderzoekers heet de vreemdste taal ter wereld Chalcatongo Mixtec. Het Chalcatongo Mixtec wordt gesproken door 6000 mensen in het Mexicaanse Oaxaca. Het is de enige taal waar er geen verschil te merken is tussen een vraag en een mededeling.
Oudste Nederlands
Het Oudnederlands, dat wil zeggen de Nederfrankische dialecten zoals die tot circa het midden van de 12e eeuw werden gesproken, was de voorloper van het Middelnederlands. Het Oudnederlands kende nog veel overeenkomende woorden en klinkers met het Oudengels en het Oudsaksisch.
Zie Esperanto (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Esperanto. Esperanto is een kunstmatig gecreëerde internationale taal. De taal is ontworpen door Lejzer Zamenhof, een Joodse oogarts afkomstig uit het Poolse gedeelte van het Keizerrijk Rusland.
Het zal je niet verbazen dat Engels over het algemeen gezien wordt als de makkelijkst te leren taal. Dit komt voornamelijk doordat vrijwel alle films, series en muziek die we zien en luisteren, in het Engels zijn. Hierdoor pikken de meeste mensen heel snel deze taal op.
Het Nederlands wordt met het Duits, Engels, Zweeds en Deens gerekend tot de Germaanse talen. De onderlinge verstaanbaarheid tussen deze talen verschilt. Deens en Zweeds zijn onderling het meest verstaanbaar, maar ook Nederlands en Duits zijn over en weer verstaanbaar.
Het ontstaan van taal was een gevolg van een taalmodule, een gespecialiseerd gebiedje in de hersenen. De ontwikkeling van taal was het resultaat van een geleidelijke toename van hersenmassa en intelligentie (ook wel encefalisatie genoemd).
Kijksluiter, toetsenbordterrorist en weigerpensionado: dagelijks komen er nieuwe woorden bij in het Nederlands.
Taalverwerving is een cognitief leerproces. Een kind leert een bepaalde moedertaal dankzij de naaste omgeving, inclusief bepaalde eigenaardigheden zoals lispelen, of dialectvormen. De opvoeders spelen de belangrijkste rol in dit leerproces, dat moet plaatsvinden gedurende circa de eerste zes levensjaren van het kind.