Ongeveer 1 van de 20 mensen krijgt een keer in zijn leven een aanval. Zo'n eenmalige aanval heet een 'gelegenheidsaanval'. Dat wil zeggen dat de omstandigheden een aanval hebben uitgelokt. Spanning en stress samen met een groot slaaptekort kan zo'n uitlokker zijn.
Hoe vaak komt het voor? Er wordt geschat dat 5% van de bevolking minstens één epileptische aanval ervaart tijdens het leven en dat 1% epilepsie ontwikkelt.
Dat heet refractaire epilepsie (of moeilijk behandelbare epilepsie), waarbij de aanvallen ondanks medicijngebruik blijven terugkomen. Veel van deze patiënten hebben ook cognitieve en gedragsmatige klachten, die problemen geven in hun dagelijks leven.
Deze kans stijgt met het toenemen van de jaren en is het grootst vanaf het 75e jaar. Een kwart van alle mensen met epilepsie in Nederland is 55 jaar of ouder. Een veelvoorkomende oorzaak van epilepsie op latere leeftijd is een hersenbloeding of -infarct.
Veel epilepsiepatiënten kunnen factoren benoemen die volgens hen epilepsieaanvallen uitlokken. Stress, vermoeidheid en flikkerend licht zijn de belangrijkste. Naast de bekende voorspellers 'beginleeftijd' en 'type epilepsie' zijn ook 'aura's' en 'prodromen' geassocieerd met uitgelokte aanvallen.
Bijvoorbeeld als je in bad gaat of gaat zwemmen. Zorg dat er dan in ieder geval iemand in de buurt is. Vermijden van gevaarlijke situaties; zoals vissen aan de waterrand, hoog klimmen in een klimrek, alleen fietsen naar school. Alledaagse situaties kunnen gevaarlijk zijn voor kinderen met epilepsie.
Een aanval kan komen door spanning, stress en slaaptekort. Meestal is er geen duidelijke aanleiding. Het is niet mogelijk om na één aanval te zeggen of u epilepsie heeft. Vraag de mensen in uw omgeving goed op te letten als u weer een aanval krijgt.
Slaaptekort verhoogt het risico van epilepsieaanvallen. Werkbelasting en stress te beperken. Stimulerende middelen zoals koffie, alcohol, drugs en lawaai te mijden.
Epilepsiemedicijnen: Anti-epileptica
Behandeling met medicijnen is meestal langdurig: meerdere jaren tot soms een leven lang. De medicijnen onderdrukken de aanvallen, ze genezen de epilepsie niet. Op grond van het soort aanvallen en de vorm van epilepsie kiest de neuroloog een medicijn.
Medicijnen kunnen de aanvallen meestal onderdrukken. Medicijnen kunnen epilepsie niet genezen. Het kan een tijdje duren voordat duidelijk is welke medicijnen bij u het beste (samen)werken en welke hoeveelheid (dosis) medicijnen nodig is.
Hoewel het zeldzaam is, kan een heftige epileptische aanval ook tot hersenschade leiden. Bij langdurige aanvallen (status epilepticus) die meer dan 30 minuten duren kan schade aan de hersenen ontstaan.
Na een epileptische aanval kan de betrokkene kortdurend verward zijn of klachten hebben van vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn of een tijdelijk verminderde functie van een arm en/of been.
Het heeft met suiker in je hersenen te maken, dat dat niet helemaal goed gaat en dat je daar epilepsie van kunt krijgen of aanvallen. Het probleem zit in de suiker, die komt niet in je hersenen.
Epilepsie is niet te voorkomen. Wel kan de kans op epileptische aanvallen zo klein mogelijk gemaakt worden door op tijd medicijnen in te nemen. Soms spelen uitlokkende factoren een rol bij het krijgen van een aanval.
Vaak is de oorzaak van epilepsie niet bekend. Hoe graag mensen het ook willen weten. Soms is een beschadiging in de hersenen of in het hersennetwerk de bron, soms speelt erfelijkheid een rol. Bij meer dan de helft van de mensen met epilepsie is geen oorzaak te vinden.
Een gewone aanval duurt doorgaans maximaal 4 minuten en gaat vanzelf over. Duurt de aanval langer dan 5 minuten, dan noemt men dit een langdurige epileptische aanval. Een status epilepticus is een aanval die langer dan 10 minuten aanhoudt. Het herstel na een gewone epileptische aanval is meestal volledig.
Er is lang niet altijd een afwijking in het EEG te zien. Dat komt omdat een EEG-onderzoek een momentopname is. Op het moment van de meting is in de hersenen vaak geen epileptische activiteit te zien. Daarom moet de EEG-meting soms een paar keer worden herhaald.
Epilepsie leidt niet bij iedereen tot gedragsproblemen, gedragsproblemen komen ook voor zonder epilepsie en gedragsproblemen bij epilepsie kunnen ook voorkomen bij mensen zonder een verstandelijke beperking. Tenslotte is er niet veel bekend over probleemgedrag voorafgaand aan, tijdens of na een aanval.
Bij een epilepsieaanval beginnen hersencellen heel snel allerlei seintjes af te geven. Denk aan een groot kruispunt, waarbij alle stoplichten tegelijk op groen springen. Alle seintjes vliegen door elkaar heen, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. Op dat moment is er een epileptische aanval.
U bent rijgeschikt als u 6 maanden geen aanval heeft gehad na de eerste aanval, of als u 12 maanden geen aanval heeft gehad na twee of meer aanvallen. Of als uw epileptische aanvallen geen gevaar opleveren tijdens het rijden. Bijvoorbeeld als u alleen aanvallen in uw slaap heeft. U kunt dan een rijbewijs aanvragen.
Als je jarenlang veel aanvallen hebt, kan het geheugen minder goed gaan werken. Dat risico is groter bij mensen met epilepsie die aanvallen hebben door een hersenbeschadiging. De kans op geheugenstoornissen is groter als de aanvallen ontstaan vanuit de temporaalkwab ook wel slaapkwab genoemd.
De meeste epileptische aanvallen komen spontaan op. Sommige mensen voelen ze echter wel aankomen. Iemand krijgt dan een paar minuten van tevoren een kleine focale aanval, ook wel aura genoemd.
Heeft u al een rijbewijs en heeft u een epileptische aanval gehad? Dan moet u 6 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Heeft u twee of meer epileptische aanvallen gehad, dan moet u 12 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Na die periode vult u een Gezondheidsverklaring in bij het CBR.
Een aura is een kleine (focale) aanval vlak voor de grote aanval. Dan ben je nog bij bewustzijn, maar krijg je bijvoorbeeld een opstijgend gevoel vanuit je maag. Of ervaar, ruik of proef je iets vreemds. Op zo'n moment kun je een rustige of veilige plek opzoeken.