Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven.Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Bedenk dat je moet gaan spuiten vanaf het moment dat de aardappelen zijn uitgelopen (dus na het poten boven de grond komen), en dat moet je elke 8 dagen herhalen tot de oogst (en de oogst valt altijd zo'n 90-150 dagen na het poten en dus kun je uitrekenen hoe vaak je het chemische middel moet gebruiken.
Bovendien moet je de aardappelen een juiste hoeveelheid water geven Als je te weinig geeft, kunnen ze uitdrogen, maar geef je teveel water dan kunnen de aardappelen gaan rotten. De grond moet altijd vochtig blijven. Geef daarom de planten om de twee tot drie dagen water.
Geef regelmatig water en zorg dat de planten niet in de schaduw staan: aardappels hebben veel zon nodig. That's it, verder hoef je niets te doen. Als je wilt kan je de planten steun geven door er een rekje van grofmazig tuingaas over heen te zetten.
Het duurt ongeveer 4 weken voor de aardappelen boven de grond komen (afhankelijk van het weer). En zo ziet dat er dan uit. Niet erg mooi. Maar wel heel handig.
Aardappelen hebben niet super veel water nodig. Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven. Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Oogsten. Vroege aardappelen kun je al oogsten als de knollen groot genoeg zijn, terwijl het loof nog niet is afgestorven. Aardappelen om te bewaren, oogst je pas als het loof is afgestorven. De aardappel is dan afgerijpt en is daardoor langer houdbaar.
Voor je aardappelteelt volstaat een flinke bemesting met verteerde stalmest of met compost. Vervolgens moet je er voor zorgen dat je grond rijk is aan kalium (kali of tuinpotas) en magnesium (kieseriet). De kalium zorgt voor een betere vruchtvorming en de magnesium voor een mooier en sterkere loof.
Aardappelen worden vaak in richels of heuvels geplant omdat dit zorgt voor een goed gedraineerde, goed beluchte omgeving voor een sterke gewasgroei. In koudere bodems verhogen de richels de bodemtemperatuur waardoor sneller kieming en vroege groei mogelijk zijn.
kalk strooien op aardappelland wordt afgeraden, aardappelen vertonen dan eerder schurftplekken op de schil. Dit is overigens niet gevaarlijk voor de consumptie.
Hoeveel pootaardappelen je nodig hebt, hangt af van hoeveel plaats je vrij hebt in de moestuin en hoeveel kilogram je wenst te oogsten. Gemiddeld mag je rekenen op ongeveer 4 kg oogst per vierkante meter geplante pootaardappelen.
De meeste vroege en middelvroege aardappelen kun je in juli rooien. En anders zeker begin augustus. Halflate of late rassen oogst je in september of oktober.
Vanaf het planten tot het oogsten moet je bij de vroege rassen rekenen op ca. 90 dagen. De opbrengst per plant zal normaal tussen de 1 en 2 kg liggen, afhankelijk van de variëteit en oogsttijdstip. Wanneer de aardappelplanten zijn uitgebloeid en de stengels boven de grond uitgedroogd, is het tijd om te oogsten.
Zoals reeds aangehaald, kan je bladgewassen als voor- of nateelt zetten op andere percelen. Hoofdgewassen waar geen voor- of nateelt mogelijk is, zijn: winterwortel, witloof, knolselder, pastinaak, schorseneer, rode biet en late aardappelen. Aardbeien worden in het najaar gepland, dit kan na een aardappelteelt.
Plant de aardappelen in rijen.
Zorg voor voldoende afstand tussen de rijen (± 70 cm), zo kan je je aardappelplanten achteraf gemakkelijker aanaarden. Maak plantgaten van zo'n 5 cm diep. In lichte grond (zandgrond) mogen ze zelfs iets dieper zijn (tot 10 cm). Respecteer een afstand van 30 tot 50 cm tussen de plantgaten.
Om het risico op aardappelziekte zoveel mogelijk te beperken kies je bij voorkeur voor aardappelen met een hoge resistentie tegen deze aandoening. Zogenaamde gecertificeerde pootaardappelen bieden je de meeste garantie om de ziekte te voorkomen.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
Vooral schimmels zijn een bedreiging, maar door vroeg te telen en de plant al sterk te maken voordat de schimmel toe kan slaan wordt verstoring van de groei voorkomen. Aardappelen mogen daarnaast niet in fel zonlicht komen en hebben vochtige grond nodig om goed te kunnen groeien.
De aardappelplant
Uit de pootaardappel groeit namelijk een nieuwe plant en zo ontstaan er nieuwe aardappelen. In juni staat het veld vol met planten en gaan ze bloeien. Ze krijgen dan witte of paarse bloemetjes. In de zomer, na het bloeien, krijgen de planten besjes.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.
Wanneer aardappels poten? Als u zelf aardappelen wilt planten, dan poot u ze bij voorkeur tussen juni en oktober. De bodem dient voldoende bemest en los te zijn. Een vaste structuur is voor de late aardappelsoorten echter geen probleem.
Hoeveel aardappels kunnen we oogsten van een enkele aardappelplant? 3 tot 25. Het hangt onder meer af van het ras, de grootte van het pootaardappel dat we gebruiken (pootgoed) en de plantafstanden.
Je kunt knollen in de grond laten totdat je klaar bent om ze op te eten, maar wacht niet te lang, want ze kunnen rotten of vast komen te zitten in de grond als er vorst optreedt. Aardappelen kun je lang bewaren in de grond, maar wacht niet te lang om ze eruit te halen.
Kun je in augustus nog aardappelen planten? Ja, maar ze zullen kleiner zijn dan gewoonlijk. Aardappelen moeten vroeg in het voorjaar worden geplant, zodat ze tijdens de zomermaanden snel zullen groeien. Aardappelen hebben veel zon en warm weer nodig om goed te produceren.