Ze zijn voornamelijk wormeneters, maar ze eten ook insecten, bessen, fruit en af en toe zaden. In tuinen kunnen ze worden aangetrokken door appels en ander zacht fruit dat op de grond ligt. Net als veel vogels houden merels van een bad. Ze waarderen een vogelbadje in de tuin waar ze kunnen badderen en drinken.
Wat kan je doen? Leg een grasveldje aan (grasmatten of graszaad), want in het gras vinden vogels insecten en merels jagen er op wormen. Gebruik boomschors of grind voor paden. Kies voor dichte bomen en struiken: die bieden beschutting, veiligheid en voedsel.
Ruim de tuin niet spik en span op, maar laat her en der in een paar rommelhoekjes wat bladeren en takken liggen. Of maak een composthoop. Kleine diertjes leven onder de bladeren en tussen de takken en dat maakt het voor de merel makkelijker om voedsel te vinden.
Merels eten graag wormen, insecten en fruit, maar ook zaden staan op het menu. Als het bereikbaar is eten ze ook graag van vetproducten. Meestal zullen ze het geknoeide voer onder een voedersilo of pindacake opeten, maar ook op voedertafels verschijnen ze veelvuldig.
Merels zijn gek op wormen, torren en slakken, waar ze op beschutte plekken naar zoeken. En op het gazon hippen ze graag rond om regenwormen te vangen.
Veel vogels verstoppen zich daarom 's nachts. Merels kruipen weg in de struiken, spechten zoeken holletjes op en ransuilen (nachtvogels) rusten met hun schutkleuren op een boomtak.
Merels, houtduiven en spreeuwen zijn dol op de blauwzwarte bessen. En de nectarrijke bloemen trekken veel insecten als bijen, hommels, zweefvliegen en vlinders, tot laat in het najaar. Als de klimop een mooie dichte haag vormt, is het ook nog eens een uitstekende broedplek voor merels en heggenmussen.
Merels worden gewoonlijk een tot vijf jaar oud. De oudst bekende merel was 21,8 jaar oud.
Wie goed oplet kan de verschillende merels in buurt of wijk individueel leren herkennen aan enkele regelmatig terugkerende favoriete motiefjes. Ook de vogels zelf herkennen hun buur(t)mannen aan de zang. En ze lezen er heel wat aan af! Natuurlijk is de zang bedoeld om de grenzen van het territorium aan te geven.
Voer bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en appels.
De belangrijkste vijand van volwassen merels zijn sperwer, havik, buizerd, rode wouw en bosuil. Andere vijanden zijn: Valken, Ransuil, Oehoe en Katten.
Vogels zijn verzot op insecten. Wanneer er veel insecten in de tuin aanwezig zijn, stimuleer je de vogels om er te blijven. Insecten kan je lokken door specifieke bloemen en planten te zetten. Kies voor nectarplanten, want die trekken tal van bijen, vlinders, kevers en vliegen aan.
In het najaar snoepen merels graag van appels en peren en in de winter voegen ze bessen van de meidoorn, liguster en klimop aan hun menu toe. Tijdens de winter of een nat voorjaar kunt u de merel een handje helpen door wat voer in de tuin te leggen.
De merel komt van nature voor in heel Europa en grote delen van Azië IJsland is het enige Europese land waar ze zeldzaam zijn. De merel is ook uitgezet in Australië en Nieuw-Zeeland, daar wordt hij inmiddels gezien als een plaag.
Al luisterend en kijkend voedsel zoeken, kost tijd en concentratie. Om aan een snelle hap te geraken, hebben merels een aantal slimme trucjes bedacht. Ze trippelen hevig in het gras waardoor de wormen de trillingen voelen. Deze denken dat er een mol aankomt of dat het regent.
Broedt van eind maart tot in juli. Heeft twee legsels (soms drie) per broedseizoen, met elk 4-5 eieren.
Merels hebben twee of drie nesten per jaar. Het mannetje gaat nog tot zo'n twee weken na het uitvliegen door met voeren van de steeds zelfstandiger wordende jongen.
In Noord-Holland broeden tussen de 60.000 en 120.000 paren. In de lente kiezen de mannetjes een hoge plek en proberen vanaf daar al zingend het territorium af te bakenen. Het merelpaar bouwt een nest in een dichte struik. Het vrouwtje legt drie tot vijf eieren die na twee weken uit komen.
Het ene noemen we zang en het andere roep. De zang hoor je vooral heel goed in het vroege voorjaar, vooral voor de broedperiode. De zang dient om een leefgebied (territorium) aan te geven en te verdedigen. Én om een vrouwtje te lokken.
De meeste vogels slapen met hun kop naar achter gedraaid en onder de veren gestoken. Ze slapen vaak waar ze overdag ook zijn. Dat is op een tak verscholen tussen de bladeren, of zoals spechten, hangend aan een boomstam. Watervogels slapen meestal op het water, waar ze veilig zijn voor landroofdieren.
Ze maken nesten in bossen, maar ook in houtwallen, open landschappen, in de grond, in struiken en in dichte klimop. De merel maakt dan een kom van takjes en bekleed deze met modder en gras. De broedperiode van de merel kan van eind maart tot juli plaatsvinden.
Merels bouwen een nest van droog gras en mos in lage bomen en struiken. Dat is niet zo slim: katten kunnen het nest makkelijk vinden en veel jongen overleven dat niet. Daarom hebben ze verschillende legsels en leggen ze 4 tot 5 eieren per keer. Ze compenseren zo het verlies door veel jongen groot te brengen.