Ongelijkheden zijn vergelijkingen waarbij de linker term niet gelijk is aan de rechter term. Een ongelijkheid wordt dus niet gescheiden door het =-teken, maar door één van de volgende tekens: A>B A is groter dan B. A≥B A is groter dan of gelijk aan B.
Bij een ongelijkheid heb je te maken met twee verschillende formules. Deze zijn van elkaar gescheiden door één van de volgende tekens: : De formule links van het teken is groter dan de formule rechts van het teken. ≥: De formule links van het teken is groter dan of gelijk aan de formule rechts van het teken.
Ongelijkheden » Wat is een ongelijkheid? Een ongelijkheid is eigenlijk een soort vergelijking. In een vergelijking vraag je je af wanneer twee formules gelijk aan elkaar zijn. In een ongelijkheid vraag je je af wanneer één van de twee formule groter is dan de andere.
ongelijke verdeling van (politieke) macht (beschikken over fysieke dwangmiddelen) ongelijke verdeling van bezit (schaarse en hooggewaardeerde zaken, zoals kennis, inkomen, vermogen) ongelijke verdeling van status (waardering en behandeling van personen op grond van hun maatschappelijke positie en leefstijl).
Gevolgen van ongelijkheid
Meer inkomensongelijkheid hangt samen met minder opwaartse sociale stijging, minder vertrouwen tussen burgers onderling, en minder politiek vertrouwen onder burgers. Vooral het vertrouwen in de rechtsstaat en het parlement neemt af naarmate de inkomensongelijkheid toeneemt.
ongelijkheid ontstaat doordat verschillen in bijvoorbeeld vooropleiding, sociaal milieu, sekse, etnische afkomst leiden tot verschillen in inkomen en/of aanzien; voorbeelden geven van het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder (sociale mobiliteit);
Tussen verschillende bevolkingsgroepen zijn er ongelijke verdelingen op gebieden zoals maatschappelijke positie, inkomen, macht, leefstijl en sociale status. Hierbij gaat het om verschillen in rechten en plichten in de breedste zin van het woord.
De meest gebruikte manier om de mate van ongelijkheid in de samenleving voor te stellen, is de Ginicoëfficiënt. Deze werd in 1912 ontwikkeld door de Italiaanse statisticus Corrado Gini.
Ongelijkheden zijn vergelijkingen waarbij de linker term niet gelijk is aan de rechter term. Een ongelijkheid wordt dus niet gescheiden door het =-teken, maar door één van de volgende tekens: A>B A is groter dan B. A≥B A is groter dan of gelijk aan B.
Ongelijkheden van de eerste graad met één onbekende (+ stelsels van ongelijkheden) Definitie: Een voorwaarde opgesteld onder de vorm van een ongelijkheid waaraan een onbekend reëel getal x moet voldoen, noemen we een ongelijkheid in x. Zo is bijvoorbeeld 3x + 7 ≤ 12 een ongelijkheid in x.
Een kwadratische ongelijkheid heeft de vorm van een kwadratische vergelijking, maar dan zijn de linker- en rechter kant van de vergelijking niet aan elkaar gelijk, maar juist ongelijk aan elkaar. Ongelijkheden kunnen worden aangegeven met de tekens kleiner dan < en groter dan >.
In de jaarlijkse ranglijst van landen waar de minste ongelijkheid is tussen mannen en vrouwen, de Global Gender Gap Index, scoort Nederland opnieuw slechter dan onder meer België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Natuurlijke gelijkheid (bijvoorbeeld twee mensen van gelijke lengte) en natuurlijke ongelijkheid (twee mensen van verschillende huidskleur).
' Eerst het goede nieuws: Nederland is, als je naar statistieken over inkomens kijkt, een van de landen met de minste ongelijkheid. Hier incasseren de 20 procent mensen met het hoogste inkomen gemiddeld vier keer zo veel als de 20 procent met het laagste inkomen, terwijl dat verschil in de meeste landen groter is.
Deze duurzame ontwikkelingsdoelstelling mikt op het terugdringen van ongelijkheid in en tussen landen. Alle landen engageerden zich om het inkomen van de onderste 40 % van de bevolking te laten toenemen tegen een hoger dan gemiddeld ritme, zodat de ongelijkheid afneemt.
Iedereen in Nederland heeft recht op gelijke kansen en een gelijkwaardige behandeling.
Een belangrijke oorzaak voor de steeds groter wordende ongelijkheid zijn vermogens en de kansen die daarbij horen. Via schenkingen en erfenissen worden vermogens doorgegeven van generatie op generatie. Hierdoor ontstaat er een tweedeling in de maatschappij tussen vermogende en niet-vermogende groepen.
Van kansenongelijkheid is sprake als leerlingen met dezelfde talenten door hun specifieke achtergrond niet dezelfde resultaten behalen in het onderwijs.
Wereldwijd onderzoek laat de landen zien waar de ongelijkheid in vermogen het grootst is. Weyzig noemt landen als Libanon, Cyprus en Turkije.
Vanwege de herverdeling tussen de Nederlandse huishoudens stijgt het aandeel van de 50 procent laagste inkomens van 19 naar 29 procent in het nationale inkomen. Het aandeel van de hoogste 10 procent inkomens daalt van 32 naar 25 procent. De totale belastingdruk is ongeveer gelijk voor de midden- en hogere inkomens.
De analyse levert zeven sociale klassen op: de werkende bovenlaag (19,9%); de jongere kansrijken (8,6%); de rentenierende bovenlaag (12,2%); de werkende middengroep (24,9%); de laagopgeleide gepensioneerden (18,1%); de onzekere werkenden (10,0%); en het precariaat (6,3%).