Een wit papiertje moet wit zijn, in iedere kleur licht. De witbalans corrigeert de kleuren in de foto, rekening houdend met het licht waarin de foto werd genomen. Ook kun je de witbalans handmatig instellen op een aantal voorgeprogrammeerde instellingen. Je kunt bijvoorbeeld een witbalans preset gebruiken voor schaduw.
7: Gebruik de juiste instellingen voor avondfotografie
De witbalans kun je op automatisch laten staan, maar als het beeld te warm is van kleur, stel dan de witbalans in tussen de 3200 en 3500 Kelvin. Zet de ISO-waarde zo laag mogelijk om ruis te beperken, meestal is dit ISO 100.
Een grijskaart helpt de camera om de kleuren correct vast te leggen. Door de camera een bekende kleur met een vaste waarde te laten zien, kan hij dat als referentie voor alle andere kleuren gebruiken. Deze kleur is 18% grijs. Dit betekent: 0% is puur wit en 100% is puur zwart; 18% grijs is dus lichtgrijs.
De 18% grijs is een grijswaarde die precies tussen zwart en wit in zit. Wanneer je een balk tekent waarin een heel geleidelijk verloop van zwart naar wit te zien is, zal de grijswaarde die 18% licht reflecteert exact in het midden zijn. In feite is het dus 50% zwart.
Een grijskaart reflecteert 18% van alle kleuren van het licht wat op de kaart valt. Een grijskaart wordt als gemiddelde gezien. Als we een opname maken van een puur wit of zuiver zwart oppervlak ziet deze eruit als 18% grijs.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
In de nachtfotografie leeft het diafragma meestal ergens tussen de F/8 en de F/16. Meestal wil je alles scherp op de foto krijgen met een groot scherptegebied. Staat er een voorgrond onderwerp dicht bij, dan zal je richting de F/16 gaan, anders is F/8 een goed uitgangspunt bij een camera met een APS-C sensor.
Vrees bij nachtfotografie een hogere ISO-waarde niet. Meestal is ISO 1600 een redelijke optie om je in de avonduren mee te redden. Kijk vooral naar het bereik van jouw camera en maak foto's met diverse ISO-waarden en zoom flink in wanneer je deze op je camera terugkijkt.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
ISO gaat over de lichtgevoeligheid van de sensor. Hoe gevoeliger de sensor voor is licht, hoe beter deze het licht kan 'zien', ook als er juist maar weinig licht is. De afkorting ISO komt van de organisatie die de waarden gestandaardiseerd heeft; International Organization for Standardization.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Stappenplan voor de juiste instellingen voor nachtfotografie zonder statief: Zet de sluitertijd vast op de camera (vaak wordt 1/60 als richtlijn gebruikt) Stel je diafragma in. Pas de iso-waarde hier op aan.
Zet je camera op statief
Fotografeer met de camera op een statief. Doordat het zo donker is, zullen foto's al snel met een sluitertijd gemaakt moeten worden die langer zijn dan dat je uit de hand kunt fotograferen. Een (stevig) statief is daarom een must. Bij avond- en nachtfotografie is een statief onmisbaar.
Wanneer je in een donkere omgeving wilt fotograferen, is het belangrijk dat de lens optimaal gebruik maakt van het kleine beetje licht dat aanwezig is. Gebruik daarom een lens met een groot maximaal diafragma, bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.0. Door de grote diafragmaopening valt zo veel mogelijk licht op de sensor.
Een klein diafragma (gesloten lens) wordt aangeduid met een hoog of groot f-getal. Hoe lager het getal, hoe groter het diafragma en hoe kleiner de scherptediepte is. Er is een kleiner gebied scherp. Hoe groter de opening, des te meer licht er op de sensor valt.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Welke combinatie je ook kiest, de belichting is elke keer exact gelijk. Draai het diafragma open (kleiner diafragmagetal) en je moet evenredig corrigeren met de sluitertijd (korter). Draai het diafragma verder dicht (groter diafragmagetal) en de sluitertijd moet evenredig langer worden.
De standaard langste sluitertijd die je kunt instellen is meestal 30 seconde. Zeker wanneer je gaat werken met filters in de gouden uurtjes zal de sluitertijd oplopen tot boven de 30 seconde. Dit kan door je camera in te stellen op de Bulb stand.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Naast de bedieningsknop bovenop je spiegelreflexcamera vind je een draaiwiel. Je draait dit wiel naar rechts voor een korte sluitertijd, en naar links voor een langere sluitertijd. Je ziet de sluitertijd als het goed is op het display van je camera veranderen.
sluitertijd = 1 / [brandpuntsafstand * cropfactor]
Op veel camera's kun je de sluitertijd instellen van zo'n 1/4000 tot 30 seconden. Het verschilt soms wat per camera.
De instellingsknop waarmee je de ISO instelt zit bij iedere camera ergens anders. Op Canon camera's zit er vaak bovenop het toestel een ISO-knop. Als je een Nikon camera hebt, stel je de ISO meestal in via het menu. Zodra je in het ISO-menu zit, gebruik je de navigeerknoppen om langs de diverse waarden te gaan.