Voor de meeste Nederlanders zijn gij-vormen archaïsch. Ze kennen ze vooral uit de Bijbel, waarin de bewuste vormen altijd een -t hadden: gij hadt, gij werdt, gij vondt.
Gij hadt en hadt gij zijn de correcte vormen.
Bij onregelmatige werkwoorden gaat de persoonsvorm bij ge/gij volgens de klassieke regel altijd uit op -t, ook in de verleden tijd en ook bij inversie. In grote delen van Nederland worden ge en gij haast niet meer gebruikt in gewone taal.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Het gebruik van ge/gij is niet aan te bevelen in de standaardtaal. De gij-vorm komt in de standaardtaal alleen in bepaalde contexten voor, bijvoorbeeld in religieuze taal, verheven taalgebruik en vaste uitdrukkingen. Gezegend zijt Gij, God. Bezint eer ge begint.
Ik heb verwijst naar een handeling in het verleden, die is afgelopen (vtt). Er brandden geen kaarsen, dus heb ik de taart meteen aangesneden. Ik had verwijst naar een handeling die plaatsvond vóór een andere handeling in het verleden (vvt). Nadat ik de kaarsen had uitgeblazen, mocht ik de taart aansnijden.
' Geweest wordt met het hulpwerkwoord zijn gecombineerd: 'Zij is er geweest', 'Hij kan er best geweest zijn' en dus ook 'Anders was ik wel eerder thuis geweest. ' Had geweest komt vooral in de spreektaal wel voor – iets vaker in het westen dan in het oosten van het Nederlandse taalgebied.
Gij of ge is de in de spreektaal in Vlaanderen bijna uitsluitend gebruikte tegenhanger van jij in de schrijftaal.
Vroeger gebruikten we thou als het tweede persoon enkelvoud (wat simpelweg betekent dat we thou zouden gebruiken om een andere persoon aan te spreken). Thee werd gebruikt in de objectieve of schuine naamval (wanneer het naar het object van een werkwoord of voorzetsel verwijst), en thou werd gebruikt in de nominatief (wanneer het het onderwerp van een werkwoord aangeeft) .
Gij = ... ord van de tweede persoon enkelvoud en meervoud. Naast jij-je-jullie en u (de beleefdheidsvorm) is `gij` een vorm die nu alleen nog gebruikt wordt in de spreektaal in het zuiden van het Nederlandse taalgebied (Brabant, Limbur...
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Voltooid deelwoord = stam + d/t
Die bestaat uit een vorm van het hulpwerkwoord “zijn” of “hebben” en een voltooid deelwoord. De werkwoorden waarvan de werkwoordstam op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “t” erachter. Werkwoorden waarvan de stam niet op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “d”.
Wat is juist: ik word of ik wordt, en word ik of wordt ik? Ik word en word ik zijn allebei zonder t. Als je de ik-vorm van een werkwoord vormt in de tegenwoordige tijd, voeg je geen t toe aan de stam. Het maakt niet uit of het onderwerp ik vóór of achter het werkwoord (de persoonsvorm) staat.
Moderne taalkundigen hanteren vaak de volgende redenen voor de teloorgang van het woord thou in de 17e eeuw: de toenemende identificatie van you met de 'beleefde samenleving' en de onzekerheid om thou te gebruiken voor minderen en you voor superieuren (waarbij you de veiligere standaard was) terwijl er een nieuwe middenklasse ontstond.
De Quakers verklaarden zichzelf dus, net als God, “geen aanzien des persoons.” Dus zij thee-ed en thou- ed hun medemensen zonder onderscheid als een vorm van egalitair sociaal protest . En net als de huidige voorstanders van gender-inclusieve voornaamwoorden, werden zij als gevolg daarvan bespot en vervolgd.
De uitgang "-st" wordt alleen gebruikt met "thou" en alleen met werkwoorden. Zeg: Ik zag hem met jou gaan.Waar jij gaat, zal ik gaan.
Ad Vos zijn bedoeld, omdat het als voltooid deelwoord is gebruikt. Bedoelt met een t gebruik je in de tegenwoordige tijd.
De meeste Vlamingen houden niet van jij in spontaan taalgebruik. In plaats daarvan zeggen ze veel liever gij. Dat is écht Vlaams. Logisch gevolg: wil een Vlaming op een spontane manier jij bent uitdrukken, dan zegt die gij zijt.
Voor de meeste Nederlanders zijn gij-vormen archaïsch. Ze kennen ze vooral uit de Bijbel, waarin de bewuste vormen altijd een -t hadden: gij hadt, gij werdt, gij vondt.
Gij hadt wordt nog steeds als juist gezien. De regel is dat de persoonsvorm na gij/ge altijd op een t eindigt – niet alleen in de tegenwoordige tijd (gij wordt, roept ge), maar bij sterke werkwoorden ook in de verleden tijd. Bijvoorbeeld: Ge hadt hun verbazing eens moeten zien!
'Was' is de verleden tijd van het werkwoord 'be', gebruikt met enkelvoudige onderwerpen. Het duidt op een vroegere staat van zijn. 'Had' dient als het voltooid deelwoord en de verleden tijd van het werkwoord 'have', gebruikt met zowel enkelvoudige als meervoudige onderwerpen. Het duidt op een verleden bezit of eigendom.