De teller en de noemer van een breuk worden los van elkaar geschreven. Breuken maken soms ook deel uit van een samenstelling. In dat geval wordt het geheel aan elkaar geschreven.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
Correcte weergaven zijn 1ste, 2de, 3de en 1e, 2e, 3e. De achtervoegsels ‐ste, ‐de en ‐e staan op dezelfde hoogte als het getal. Tussen de cijfers en de letters komt geen koppelteken. De weergave van rangtelwoorden in cijfers met gradentekens, zoals in 1°, 2°, 3°, is niet correct.
Er is geen harde regel voor het schrijven van getallen in cijfers of letters. De vuistregel is dat we in lopende tekst de getallen onder de twintig, de tientallen en de ronde getallen daarboven in letters schrijven. De andere getallen schrijven we doorgaans in cijfers.
Breuken. De teller en de noemer van een breuk worden los van elkaar geschreven: /3: een derde. /5: twee vijfde(n)
Richtlijnen voor het schrijven van getallen voluit in letters. In een 'lopende tekst' schrijf je getallen tot twintig voluit. Getallen boven de twintig schrijf je in cijfers, dus: drie, acht, achtste, 21. De tientallen tot honderd schrijf je echter ook voluit: dertig, vijftig, 110, tachtigste.
Het is gebruikelijk om getallen tot twintig, tientallen en honderdtallen in letters te schrijven: zeven, dertien, twintig, dertig, tachtig, honderd, vierhonderd. Andere getallen en bijvoorbeeld data, jaartallen, temperaturen en percentages zijn vaak in cijfers: 42, 134, 50 procent, sinds 2005, 14 ºC.
Bedragen worden gewoonlijk met twee decimalen uitgedrukt: € 5,95, € 34,50. Een bedrag afgerond op hele euro's eindigt op twee nullen, maar die worden in Nederland meestal vervangen door een koppelteken of een iets langere liggende streep. (1a) Eén lot kost € 5,00. (1b) Eén lot kost € 5,-.
Er zijn veel regels voor het uitschrijven van getallen. Het belangrijkste is dat je consistent bent. Getallen onder de twintig, tientallen tot honderd, honderdtallen tot duizend en duizendtallen tot en met twaalfduizend worden in de meeste gevallen uitgeschreven.
Kwadraat op Windows
Op Windows zijn er twee manieren om dit karakters te typen: Druk op de rechter alt AltGr + 2. Houdt de Alt knop ingedrukt en type 2 5 3.
Het woord dertiende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
De correcte spelling is 6de-jaars, met een koppelteken. In de plaats van 6de is ook 6e mogelijk: 6e-jaars. We passen de regel toe voor samenstellingen met een cijfer, een losse letter, een symbool of een combinatie daarvan.
3/4 deel = 0,75 × 100 % = 75 %
dan geeft de teller het aantal procent weer; 40⁄100 is gelijk aan 40%. Heb je van de breuk een kommagetal gemaakt, dan kun je het vermenigvuldigen met 100; 0,4 x 100% = 40%. De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.) Dit is logisch, aangezien een 'geheel' steeds 100 % is. 1/3 daarvan is 33,33...
Vijf euro schrijf je als €5,00. Vijf eurocent is één honderste deel van €5,00 dus, €5,00 : 100 = €0,05.
In niet-gespecialiseerde teksten is het gebruikelijk om euro (met kleine letter) voluit te schrijven of het euroteken (€) te gebruiken. In Nederlandstalige teksten wordt € voor het bedrag gezet, met een spatie ertussen.
Het oefenen van de schrijfrichting is belangrijker dan alleen het oefenen van de fijne motoriek door tekenen of knippen. Je kind moet leren hoe een cijfer op de juiste manier moet worden geschreven. Thuis kun je je kind helpen bij het oefenen van de juiste schrijfwijze.
Juist is standaardtaal in het hele taalgebied.
De natuurlijke getallen zijn de getallen waar we mee tellen. Meestal beginnen we te tellen met 1, maar vaak wordt ook 0 tot de natuurlijke getallen gerekend.
Het is overigens twee. Getallen tot twintig schrijf je voluit.
Getallen tussen nul en twintig schrijf je uit als woord, dus: twee, zes, elf, achttien en twintig, maar 21, 38 en 106. Tientallen tot honderd schrijf je uit als woord, dus: veertig, tachtig en honderd, maar 110, 150 en 280.