Je
Het beeld dat we van onszelf hebben, is een belangrijke bepaler van ons gedrag. Wanneer bepaald gedrag in lijn ligt met wie we willen zijn en met onze waarden, zijn we eerder intrinsiek gemotiveerd om dat te vertonen. Zelfbeeld is stevig verankerd in mensen en kan gedragingen in meerdere contexten verklaren.
Gedrag wordt veroorzaakt door inwendige en uitwendige factoren. De bereidheid (drang) tot het verrichten van een bepaald gedrag. De motivatie wordt beïnvloed door het 1) hormoonstelsel en het zenuwstelsel 2) Abiotische factoren (temperatuur, daglengte). Voorbeelden: Honger en dorst (voedingsdrang), Voortplantingsdrang.
Mensen laten zich in hun gedrag vaak/ook leiden door hun omgeving. Wat anderen vinden en doen, heeft grote invloed op wat ze zelf doen. Er zitten verschillen tussen wat de sociale omgeving werkelijk doet en zegt (objectieve norm) en wat iemand dénkt dat de sociale omgeving vindt en doet (subjectieve norm).
Je hersenen regelen je gedrag en persoonlijkheid. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan je gedrag veranderen. Wat dit precies betekent, is voor iedereen anders: de een doet bijvoorbeeld veel minder dan eerst, terwijl een ander plotseling allerlei dingen doet zonder erover na te denken.
Gedrag wordt beïnvloed door factoren die met de persoon zelf te maken hebben, waaronder: fysieke factoren - leeftijd, gezondheid, ziekte, pijn, invloed van een middel of medicijn. persoonlijke en emotionele factoren - persoonlijkheid, overtuigingen, verwachtingen, emoties, geestelijke gezondheid. levenservaringen - familie, cultuur, vrienden, levensgebeurtenissen.
Efficiënte oorzaken zijn dus de beginvoorwaarden voor een toestandsverandering; einddoelen zijn de eindvoorwaarden; formele oorzaken zijn modellen van de overgang tussen de begin- en de eindvoorwaarden; materiële oorzaken zijn het substraat waarop deze andere oorzaken inwerken.
Gedrag wordt volgens Theo Poiesz bepaald door drie factoren, namelijk motivatie, gelegenheid en capaciteit. Motivatie is de mate waarin de persoon een doel wenst te bereiken, of interesse heeft voor specifiek gedrag.
Gedragsproblemen zijn niet aangeboren, maar worden veroorzaakt door de omstandigheden. Mogelijke oorzaken voor gedragsproblemen zijn een niet-stabiele opvoeding of het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen zoals geweld of seksueel misbruik. Gedragsproblemen kunnen voorkomen bij kinderen en bij volwassenen.
Ze stellen drie sleutelfactoren voor die gedragsverandering beïnvloeden: Informatie over het gedrag . Motivatie om het gedrag uit te voeren. Gedragsvaardigheden om het gedrag uit te voeren.
Volgens Ben Tiggelaar en de wetenschappelijke wereld is het veranderen van gedrag moeilijk omdat we sterk de neiging hebben om pijn, ongemak en verlies te vermijden. Dit belemmert in vele gevallen onze motivatie om te leren en te experimenteren en om verandering door te voeren.
Prochaska heeft ontdekt dat mensen die succesvol positieve veranderingen in hun leven hebben doorgemaakt, vijf specifieke fasen doorlopen: precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, actie en onderhoud . “Precontemplatie is de fase waarin er geen intentie is om gedrag in de nabije toekomst te veranderen.
Kennis, onderwijs en huishoudelijk recyclen : onderzoek naar het kennistekortmodel van gedragsverandering.
Iemand kan bijvoorbeeld snel emotioneel raken, of zich heel boos voelen, depressief raken of zichzelf overschatten. Het gevoel voor humor kan totaal zijn veranderd, en iemand kan heel prikkelbaar zijn. Ook sociaal onaangepast gedrag of agressiviteit komt niet zelden voor. Voor mantelzorgers is dit uiterst moeilijk.
Gedrag komt voort uit wat we denken, voelen, willen, kunnen, vinden… Gedrag is er altijd, het is het enige middel dat we hebben om onze drijfveren en doelen te verwezenlijken. Gedrag is alles wat mensen doen of juist niet doen.
Het ANGELO-raamwerk (Swinburn e.a., 1999) is een ecologisch model ontwikkeld voor het in kaart brengen van de omgevingsfactoren in relatie tot overgewicht en obesitas. ANGELO staat voor 'Analysis grid for environments linked to obesity'.
Tijdens de behandeling leren zorgvragers in groepsverband om op een andere manier te reageren in situaties waarin je boos wordt of boosheid voelt. Hierbij wordt de aandacht gericht op wat er intern (in het lichaam) en extern (reactieve gedragingen naar buiten toe) gebeurt.
Gedragsverandering neemt gemiddeld ruim 2 maanden in beslag. 66 dagen om precies te zijn. Met een minimiale periode van 18 dagen en maximale periode van 254 dagen*. De lengte was afhankelijk van de persoon, het type verandering en de omstandigheden.
de barrières voor actie wegnemen, alternatief gedrag aanbieden en ervoor zorgen dat mensen zich goed voelen nadat ze de actie hebben ondernomen. Als mensen het ondernemen van actie gemakkelijk en effectief vinden, is de kans groter dat ze in de toekomst actie ondernemen. mensen die ze vertrouwen, die de actie ondernemen.
Gezinsleven – gedragsstoornissen komen vaker voor in disfunctionele gezinnen . Bijvoorbeeld, een kind loopt een groter risico in gezinnen waar huiselijk geweld, armoede, slechte opvoedingsvaardigheden of middelenmisbruik een probleem vormen.
In het model worden drie factoren genoemd die bij elk gedrag een rol spelen: capaciteit, omgeving en motivatie. Deze drie factoren interacteren voortdurend met elkaar en bepalen of je een bepaald gedrag wel of niet uitvoert. * Opportunity betekent gelegenheid. Hier vertalen we het als omgeving.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.