Een puntkomma of een kommapunt is een leesteken dat bestaat uit een punt en een komma onder elkaar. Omdat de puntkomma midden in een zin wordt geschreven, komt er nooit een hoofdletter achter, tenzij er een eigennaam op het leesteken volgt.
De officiële benaming van het teken is 'ampersand'. Dat is waarschijnlijk een samentrekking van het Latijn/Engels 'et, per se and', hetgeen staat voor 'et betekent and' ('et betekent en'). Het teken (een 'e' en een 't' door elkaar) is al behoorlijk oud.
Interpunctie is de term voor het gebruik van leestekens. Denk aan punten, komma's en uitroeptekens.
'Interpunctie is het gebruik van leestekens en spaties'
Het gebruik van leestekens en spaties in teksten noemen wij interpunctie. Denk hierbij maar aan de meest voorkomende leestekens zoals punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens.
Leestekens zijn tekens die je bij het schrijven gebruikt om een tekst begrijpelijker te maken, bijvoorbeeld een punt of een komma. Als je iets vertelt, kun je met pauzes, intonatie of gebaren duidelijk maken wat je bedoelt. In geschreven taal doe je dit met punten, komma's, vraagtekens en andere leestekens.
De apostrof, het weglatingsteken of het afkappingsteken is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel ('). Sinds de introductie van schrijfmachines en vooral sinds de opgang van computers wordt voor de apostrof vaak hetzelfde teken gebruikt als voor het accent.
Andere namen zijn: divisie, afbreekteken, koppelteken, weglatingsstreepje, gedachtestreepje, minteken en opsommingsteken.
Interpunctie betekent het gebruik van leestekens in een tekst. Leestekens zorgen ervoor dat de nadruk op de juiste plek komt te liggen. Als je een komma op een verkeerde plek gebruikt kan de zin een heel andere betekenis krijgen, bijvoorbeeld: 'Schiet op Oma' of 'Schiet op, Oma'.
Leestekens zijn tekens die een tekst makkelijker leesbaar maken. Voorbeelden zijn de punt, de komma, de dubbele punt, het vraagteken en het uitroepteken.
De tilde is het diakritisch teken ~. Meestal wordt het boven een letter aangebracht, maar onder andere in de natuurwetenschappen wordt het ook als zelfstandig symbool gebruikt.
Bij het schrijven van een tekst moet je altijd oppassen voor taalfouten en grammaticafouten. Helaas houdt het daar nog niet op: interpunctiefouten (oftewel fout gebruik van leestekens) zijn gemaakt voor je het doorhebt. Deze vier veelgemaakte fouten zijn heel makkelijk af te leren.
De haakjes worden ook wel parenthesen genoemd, een term waarmee in de taalkunde een ingevoegde gedachte of aanvulling bedoeld wordt. Zo delen deze haakjes hun naam met een type tekst waarvoor ze bedoeld zijn.
De schuine streep wordt traditioneel Duitse komma genoemd; ook de benaming slash komt voor. Voor en na een schuine streep wordt over het algemeen geen spatie gezet, maar in lange of ingewikkelde combinaties komt het de leesbaarheid ten goede als er wél spaties voor en na de schuine streep worden geplaatst.
In de praktijk verwijst liggend streepje meestal naar het korte liggend streepje (-), maar ook het halflange liggend streepje (−) en de underscore (_) worden tot de liggende streepjes gerekend. De drie streepjes hebben verschillende functies. Het korte liggende streepje of de divisie (-) wordt onder andere gebruikt: 1.
Een underscore wordt ook wel een onderstrepingsteken/onderstreepteken, onderstreep/onderstreepje, laag streepje/lage streep of laag liggend streepje genoemd.
De eenvoudigste vorm van aanhalingstekens is ' en ", zoals op de typemachine. Aan het begin en aan het eind van de aanhaling hebben ze dezelfde vorm. Ze zijn eenvoudig en duidelijk, maar mooier (door hun vorm) zijn de typografische, gekrulde aanhalingstekens '…' en “…”.
Aanhalingstekens worden gebruikt om een of meer woorden of zinnen voor de lezer te markeren. Er zijn twee soorten aanhalingstekens: enkele en dubbele. (1) “Dit zijn dubbele aanhalingstekens”, zei hij. (2) Aanhalingstekens worden 'geopend' en 'gesloten', zoals dat heet.
Een apostrof (of aanspraak) is een stijlfiguur waarbij het woord tot een of meer personen wordt gericht. Vaak tegen een overleden of niet aanwezige persoon, of zelfs een object. Dit aanspreken van een tweede persoon, "jij" of "u", wordt in retorica's uit de klassieke oudheid gerekend tot de tropen.
Ñ ( /enje/ — Spaans: eñe) wordt in de Spaanse taal gebruikt voor een palatale n-klank. De combinatie nj, zoals in Spanje en signaal, is een redelijke benadering van de uitspraak. Het is in het Spaanse alfabet een aparte letter, gealfabetiseerd tussen N en O.
Het trema of deelteken is een diakritisch teken in de vorm van twee punten die, naast elkaar, boven een klinker geplaatst worden. Als het trema op de letter i geplaatst wordt, vervalt de gewone punt en wordt deze vervangen door het trema.
- worden gebruikt met enkele of dubbele tekens (' ' of “ ”), - worden gebruikt om een citaat weer te geven, - worden gebruikt om ironie weer te geven, - worden gebruikt om te verwijzen naar een woord in de tekst of naar een titel.