Er worden vaak speciale woorden gebruikt om over het wild zwijn te praten: ▪ Een mannetje heet een beer, keiler of ever. Een vrouwtje wordt een zeug of bagge genoemd. Jonge of eenjarige wilde zwijnen heten biggen of frislingen.
Het wild zwijn (Sus scrofa) wordt ook wel everzwijn genoemd maar ook zwart wild of borstelwild. Een mannetje heet ook wel keiler, het vrouwtje zeug en een groep noemt men rotte of rot. Hij heeft een gedrongen romp en een langwerpige kop met een afgeplatte, sterke snuit.
Zoelplekken zijn locaties waar water en modder blijft staan en die door wilde zwijnen worden gebruikt om te baden.
De dieren leven in groepen tot ongeveer 30 exemplaren. Een groep wilde zwijnen wordt ook wel een rotte genoemd. In deze groepen leven alleen zeugen, biggetjes en overlopers (de jongen van vorig jaar). Soms leven ze ook in gezinsverband.
De frislingen (biggen) hebben horizontale strepen, ook wel zwijnenpyjama genoemd, die dienen ter camouflage. De strepen verdwijnen na drie tot vijf maanden. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest, de kraamkamer genoemd, wat een grote kuil met varens, grassen en bladeren is.
De volwassen mannetjes, de keilers, leven alleen. Ze hebben flinke slagtanden, ook wel geweren genoemd. Die geweren blijven groeien totdat de keiler ongeveer vier jaar oud is.
Overdag houden wilde zwijnen zich doorgaans schuil in hun nest (leger), dat zich meestal in dichte dekking bevindt. De aanwezigheid van wilde zwijnen kan best worden vastgesteld aan de hand van loopsporen, zoelplekken waar ze hun modderbad nemen, schuurbomen, wroetsporen en uitwerpselen.
Vroeger leefden edelherten vooral in het open veld langs de grote rivieren. Later werd hun leefgebied teruggedrongen tot de Veluwe. De Veluwe vormt nog altijd het kerngebied van edelherten in Nederland, al leven ze nu ook in de Oostvaardersplassen, Noord-Brabant en Limburg.
Een mannetjesvarken heet een beer en een vrouwtjesvarken noem je een zeug. Varkens worden ongeveer 12 jaar oud, maar in de vleesindustrie worden varkens veel eerder geslacht. Per keer kan een zeug wel 12 jonkies krijgen. Jonge varkentjes noem je biggen.
Benaming Een vrouwtjesvarken heet een zeug. Een mannetjesvarken heet een beer. Een jong varken heet een big en in sommige delen van het land een keu. Een gecastreerd mannetjesvarken heet een barg of borg.
Het moedervarken (= de zeug) wordt gedekt (geïnsemineerd) met sperma van een mannelijk varken (= de beer). Na een drachtduur van gemiddeld 115 dagen (ezelsbruggetje: 3 maanden, 3 weken, 3 dagen) worden de biggetjes geboren. Gemiddeld krijgt een zeug ongeveer 14 biggetjes per keer dat ze bevalt (=werpt).
Het geslacht van de varkens (Sus) bevat tien soorten, waaronder het wild zwijn (Sus scrofa). Het wild zwijn komt van oorsprong voor in Nederland en wordt ook wel everzwijn of ever genoemd. Deze everzwijn is de wilde voorouder van ons varken, het boerderijdier.
Een varken is roze en hij heeft een ronde neus (wroetschijf) en een krulstaart. Ze hebben een schubachtige huid met haren erop. Een varken heeft het vermogen spelletjes te leren. Dat betekent dat ze slim zijn.
Ja, wild zwijn kun je eten. Wild zwijn procureur bijvoorbeeld kan bijzonder smakelijk zijn, evenals het rugfilet en wild zwijn wat in wildstoof met hertenvlees en kruiden is verwerkt. Belangrijk aandachtspunt is dat u enkel wild zwijn eet wat u koopt bij een slagerij.
Zwijnen kunnen bijten, omdat ze denken dat ze voer kunnen krijgen. Bij een confrontatie waarbij het kiezen van een andere route niet kan: blijf rustig, ga niet rennen want dan zet je ze aan tot actie.
Een wild zwijn kan bijna een meter hoog springen en over hekken van ruim 1,5 meter klimmen, zodat een hek van minimaal 1 meter 20 hoog moet worden geplaatst.
Een everzwijn dat door een slecht geplaatst schot gewond raakt, is gevaarlijk. Een gewond everzwijn zit vol adrenaline en schakelt in vecht- of vluchtmodus. Bovendien zorgt een geweerschot ervoor dat een groep everzwijnen (een rotte) op de vlucht slaat. Dat vergroot de kans op aanrijdingen.
Eigenlijk waren de wilde zwijnen overdag actief, echter door de dreiging van de jacht hebben zij hun activiteiten in de schemering en 's nachts verplaats. Wilde zwijnen verbergen zich voor de mensen en zijn in principe ongevaarlijk.
Bekend is dat wilde zwijnen goed kunnen zwemmen. Boerma: "In Overijssel zijn in het verleden overigens wel vaker wilde zwijnen gespot." Voor wilde zwijnen geldt dat buiten de leefgebieden een nulstand wordt nagestreefd. Dit betekent dat de soort in andere gebieden niet mag voorkomen.
Dit komt doordat regenwater over de verharde laag naar de bermen afstroomt. Vocht betekent een betere vegetatie en dichter wortelstelsel. Dit zorgt weer voor een rijker bodemleven langs de bermen en vandaar dat de zwijnen hier dus graag wroeten.
Het meest toegepaste lokvoer voor wilde zwijnen in Nederland is maïs, uitgestrooid op de voerplek.
Hij wordt met gemak ingehaald door het jachtluipaard, dat tot 100 kilometer per uur kan halen. Maar ook het edelhert (67 km/u), de haas (65 km/u) en zelfs het everzwijn (55 km/u) zouden de Jamaicaan verslaan in een wedstrijdje sprinten. Ook de zwemmers van het dierenrijk doen het beter dan die van ons.